een goed voorbeeld. 5. De volgorde in de tijd: een aantal opeenvolgende dwarsdoorsnedes in de tijd wordt hierbij getoond voor hetzelfde gebied en thema. 6. Het boven elkaar plaatsen (de superpositie): hierbij worden kleine inzetkaartjes, die hetzij close-ups hetzij locatiekaartjes betreffen, opgenomen. Door hun omvang en locatie lijken ze boven of onder het niveau van de hoofdkaart te liggen. 7. Kleurcodering: om het grotere gebied of de groep van thema's aan te geven waar een individuele kaart bij hoort, kan men de rand van de kaart een kleurco dering geven. Alle kaarten van Afrika in een hand- atlas kunnen bijvoorbeeld een groene rand hebben. 8. Benadrukken: door het bieden van extra aandacht op multimedia-gebied, door tabellen, tekeningen, foto's enz. bij te voegen. 9. Door het opnemen van referentiemechanismen. Dit zijn speciale middelen waarmee het contrast en daarmee de belangstelling kan worden vergroot en waardoor de waarneming kan worden gestructu- reerd, zoals: 9.1 geografische coördinaat-verwijzingen of thema- verwijzingen. In de vorm van icons, kaartnum- mers of streepjes in de rand verwijzen ze naar andere kaarten (met hetzelfde thema of met een ander thema maar van hetzelfde gebied, of naar kaarten van hetzelfde gebied met een grotere of kleinere schaal), of naar locaties (op dezelfde geografische lengte of breedte) op die andere kaarten. 9.2 schaalverwijzingen: een zeer nuttig verwijzings- mechanisme is de weergave van de omtrek van een land in de rand van een kaart van gebieden waarbinnen dit land niet voorkomt (bijvoor beeld een klein inzetkaartje van Nederland op een kaart van de Verenigde Staten in een Neder- landse schoolatlas). Een dergelijke schaalver- wijzing kan veel effectiever zijn dan een schaal- stok. 9.3 een verwijzing naar de wijdere omgeving: bij voorbeeld de vergelijking van een thematische kaart van een bepaald beperkt gebied met een- zelfde soort kaart van een groter gebied. Een goed voorbeeld hiervan is de Atlas of Maryland waar elke thematische kaart (met een county- indeling) van de Staat Maryland vergeleken wordt met een kleinschalige kaart van de Ver enigde Staten met hetzelfde thema (weerge- geven per Staat), gebruik makend van dezelfde legenda. Natuurlijk wordt binnen elke kaart afzonderlijk in de interne structuur voorzien door de grafische hierarchie waarmee de informatie-hierarchie wordt weergegeven Digitale gereedschappen om in de atlasstructuur te voorzien Men kan structuur verkrijgen in digitale atlassen door bijvoorbeeld het soort toegang dat men tot deze atlassen heeft te differentieren: dezelfde atlas kan bijvoorbeeld ongeoefende gebruikers een vaste volgorde van kant en klare kaarten voorzetten, meer geoefende gebruikers zeit" de mogelijkheid laten hun eigen volgorde te bepalen, en expert-gebruikers in Staat stellen interactief met de vormgevingscontroles om te gaan en zelf hun kaarten te ontwerpen. Op deze manier, door alleen be- paalde beeiden beschikbaar te stellen, kan men de desorientatie vermijden die zou kunnen ontstaan wan- neer ongeoefende kaartgebruikers voor het eerst met een grote database worden geconfronteerd. De PC-versie van de Nationale Atlas van Zweden (Arnberg, 1991) werkt met deze filosofie. Om het contact met de meer geoefende gebruiker te vergemakkelijken gebruikt deze Zweedse PC-atlas de analogie met boeken: de infor- matie is er gestructureerd in boekdelen, hoofdstukken en bladzijden. Het verschijnsel dat de kaarten in een vaste volgorde worden aangeboden heeft in een digitale context veel van zijn aantrekkingskracht verloren; dit gereedschap zou alleen nog nuttig zijn in een digitale atlas waarin alleen kant en klare kaarten worden getoond. Vanwege de mogelijkheid om te 'scrollen' krijgt men in de meer geevolueerde digitale atlas immers het idee dat elk kaart - beeld dat op de monitor wordt getoond de rest van de wereld slechts even isoleert; daarin past het concept van de geografische volgorde niet meer. In plaats daarvan is het schaalgereedschap verder ontwikkeld. Weliswaar wordt op het ogenblik nog nauwelijks een continue zoomgereedschap in electronische atlassen aangeboden, maar in elk geval kan de ruimtelijke informatie op een aantal schaaltreden worden gevisualiseerd. De toe- of afname van de informatie tussen deze treden wordt be paald door de generalisatiedrempels. Deze drempels kunnen ook worden bepaald door het type telgebieden waarvoor in het systeem gegevens zijn opgeslagen. De Zweedse PC-atlas stelt zijn gegevens bijvoorbeeld beschikbaar voor gridcellen van 10 bij 10 km, voor gemeentes en voor provincies. In tegenstelling tot de geografische volgorde is de thematische volgorde in elk geval wel relevant voor digitale atlassen. De vaste the matische volgordes die tot nu toe gepresenteerd zijn, zijn nogal traditioneel (zie bijvoorbeeld de Atlas of Arkansas in figuur 5). Maar de mogelijkheid is in elk geval aanwezig om de weergave van kaarten aan welke nuttig geachte volgorde dan ook aan te passen (de elec tronische US Atlas (1992) laat zien dat dat inderdaad mogelijk is). Het 'boven elkaar plaatsen' is in digitale atlassen een veel sterker gereedschap, vanwege het feit dat het oproepen van een venster (window), of zelfs van meer- dere vensters tegelijk, de mogelijkheid biedt om de gege vens op verschillende niveaus te structureren. Een Hypercard omgeving zou een dergelijk gestructureerd voordeel te niet kunnen doen door het gemak waarmee KT 1992.XVIII.3 (ORMELING EN KR AAR, 1990). 40

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1992 | | pagina 42