Lijst van landnamen Toelichting AI vanaf 1947 bestaat er onzekerheid over de schrijf- wijze van Nederlandse vormen van buitenlandse aard- rijkskundige namen. De Nederlandse Spellingwet bepaalt aangaande aardrijkskundige namen alleen dat die later, bij algemene maatregel van bestuur, qua schrijfwijze vastgesteld zullen worden. Dat geldt dus tevens voor de (Nederlandse vormen van) buitenlandse aardrijkskundige namen. In 1980 bracht de door de Nederlandse Minister van Onderwijs ingestelde Com- missie voor de Spelling van Buitenlandse Aardrijkskun dige Namen (CBAN) de Lijst van landnamen uit. Deze lijst werd wel aanbevolen door de Minister van Onder wijs maar kon niet wettelijk door hem worden vastge steld omdat op dat moment het Taalunieverdrag tussen Nederland en Belgie op het punt stond geratificeerd te worden, en de vaststelling van de buitenlandse landen- namen tevens onder de competentie van de Taalunie zou vallen. Wel werd deze door de Minister aanbevolen Lijst van landnamen de meest gezaghebbende bron voor de schrijfwijze van deze namen. Toen in 1988 de Taalunie toekwam aan het alsnog vast- stellen van de schrijfwijze van buitenlandse landen- namen, kreeg de hiertoe ingestelde commissie (onder leiding van prof. dr. D.P. Blok) de opdracht mee, uit te gaan van deze CBAN Lijst van landnamen (en tevens van de Spellingwet van 1947, de Woordenlijst van de Nederlandse Taal en relevante VN-resoluties). De CBAN-lijst week op het punt van de aaneenschrijving en het gebruik van hoofdletters af van de voorschriften in de Woordenlijst van de Nederlandse Taal, en in die zin werd de Lijst van landnamen, die in juli 1989 door haar Werkgroep Buitenlandse Aardrijkskundige Namen aan de Taalunie werd aangeboden, dan ook bijgesteld. Tevens was men uitgegaan van de resoluties van de Fifth United Nations Conference on the Standardization of Geographical Names, die onder andere het gebruik van exoniemen proberen te beperken en het aanhouden van het donorprincipe aanbevelen (bij namen van of uit landen met een niet-Latijns schrift dient men een door het betreffende land zelf aanbevolen transcriptiesysteem aan te houden). Dit eerste voorstel van 4 juli 1989 werd door de Taalunie ter erkenning doorgeleid naar het Samenwerkingsver- band Nederlandstalige Terminologie (SaNT), die de lijst tot 1 februari 1990 ter inzage legde. Dit leverde een stortvloed van kritiek van taalkundigen op; het meren- deel hiervan bleek terug te brengen tot een niet begrijpen van de uitgangspunten. Een daarvan was bijvoorbeeld: tenzij er een gangbaar Nederlands exoniem is, gebruiken we een door het land zelf aanbevolen omzetting (dus Kuwayt in plaats van Koeweit of Quwait). Twintig jaar geleden had nog niemand van Kuwayt gehoord, nu zijn er een aantal verschillende Nederlandse schrijfwijzen ontstaan, zonder dat een ervan nu echt dominant, en daarmee gangbaar, is. Dus er is geen reden om hier niet met het donorprincipe mee te gaan. Op basis van de door het SaNT verzamelde kritiek deed de Taalunie een voorstel tot herziening. Op basis van de kritiek en dit Taalunie-voorstel werd een aantal onvolkomenheden en inconsistenties in de lijst verwijderd. Vervolgens werd de lijst in de iets bijgestelde versie op 28 november 1990 weer aan de Taalunie aange boden, met het verzoek deze nieuwe versie ter erkenning aan het SaNT te doen toekomen. Welnu, die wettelijke besluitvorming is er nog niet van gekomen. Het bestuursorgaan waaraan het SaNT (vanwege twijfel over de functionaliteit van de voorgestelde norm en over de acceptatie bij het brede publiek) de lijst had doorge- stuurd, de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, heeft haar op 8 november 1991 teruggestuurd met het verzoek haar alsnog bij te stellen. Dat moest gebeuren op de volgende punten: in principe exoniemen hanteren, en als die niet bestaan endoniemen, mede om onneder- landse spellingsbeelden te voorkomen. Een aantal leden van de Taalunie Werkgroep Buiten landse Aardrijkskundige Namen ervoer een dergelijke bijstelling als strijdig met de uitgangspunten van het werk van de Commissie, met name de standaardisatie- aanbevelingen van de Verenigde Naties, en weigerde aan een dergelijke, archaiserend werkende, aanpassing mee te werken. (Het gaat in zo Sterke mate in tegen de prak- tijk van het kartografische beroep, dat het een terug- draaien van de klok tot voor de Eerste Wereldoorlog zou betekenen.) De overige leden hebben tot dusver geen actie ondernomen, en de zaak lijkt daarmee in een impasse te verkeren. Het is van belang voor kartografen dat we uit die impasse komen, omdat zij die buitenlandse aardrijks kundige namen in de juiste schrijfwijze op de kaart moeten plaatsen, en daarover nu in onzekerheid ver keren. En die onzekerheid leidt tot vertraging, ergernis en kost uiteindelijk geld. Daarom heeft ondergetekende, die meegewerkt heeft aan het opstellen van de Lijst van landnamen, aan de redactie van het Kartografisch Tijd- schrift voorgesteld deze, naar zijn oordeel thans meest gezaghebbende, lijst van landnamen in dit tijdschrift op te nemen, ter verspreiding onder de vakgenoten, ook al is de lijst niet door de officiele instanties geaccepteerd. Dit is ingegeven door de wens dat in het kartografisch milieu (naast de pers de omgeving waarin deze namen het meest frequent worden gebruikt) in elk geval eenheid in de schrijfwijze van deze namen zal ontstaan. F.J. Ormeling 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1992 | | pagina 81