In de schoenen van de leek; begrijpelijkheid van toeristische beeldsymbolen J.G. Rietman "He, je hebt ook al oases in Frankrijk, hoorde ik naast mij mompelen. "Hoe kom je daar nu bij?" vroeg ik verbaasd, terwijl ik aan het verstand van mijn reisgezel begon te twijfelen. "Nou, er Staat een blauwe stip op de kaart. Wat zou dat anders kunnen betekenen?" Ik stopte längs de weg, pakte de kaart en begon naarstig de blauwe stip te bestuderen om mijn kartografische superioriteit te bewijzen. Heiaas moest ik er als professional ook de legenda op naslaan om uitsluitsel te kunnen geven. Dit riep bij mij vrijwel onmiddellijk de vraag op: als een professional soms al niet veel wijs kan worden uit de kaartsymbo- len, hoe moet het de leek dan vergaan? Het idee voor een afstudeeronderzoek was geboren: hoe begrijpelijk zijn de puntsymbolen op de diverse toeristische kaarten? Puntsymbolen op toeristische kaarten De beste puntsymbolen voor een kaart zijn die Sym bolen, welke voor de gebruiker duidelijk en eenduidig zijn. De gebruiker zou, met andere woorden, een derge- lijk puntsymbool zonder raadpleging van de legenda moeten kunnen begrijpen en wel zo dat de gebruiker het symbool interpreteert zoals de kartograaf het bedoeld heeft. Er zijn drie soorten puntsymbolen, te weten: geometrische puntsymbolen lettersymbolen beeldsymbolen. De geometrische Symbolen (bijvoorbeeld een blauwe stip) leggen zichzelf meestal niet uit voor de onervaren gebruiker. Ze zijn daarom minder geschikt voor een breed toeristisch publiek. De lettersymbolen kunnen zichzelf wel uitleggen, maar kunnen even goed verwarring stichten. Een M in een vierkant kadertje kan bijvoorbeeld een motel voor- stellen, maar even goed een museum of een monument. Tenslotte zijn er de beeldsymbolen. Deze stellen het object zelf voor, zoals bijvoorbeeld het geval is bij het symbool voor een molen. Er is dan sprake van een beeld- relatie. Er kan ook sprake zijn van een conceptrelatie. Hierbij is dan een associatie gelegd tussen het object en het symbool, zoals bijvoorbeeld het geval is bij het sym bool voor een vliegveld, namelijk een vliegtuig. De beeldsymbolen worden geacht zichzelf uit te leggen, maar dit blijkt niet altijd het geval te zijn. Het ontwerpen van toeristische kaartsymbolen door de kartograaf en het begrijpen van deze Symbolen door de kaartgebruiker is een vorm van kartografische beeld- taal. De kartograaf vergalt de hem tot beschikking staande basisinformatie in kaartsymbolen, een proces dat designatie genoemd wordt. De kaartgebruiker heeft de taak deze gecodeerde informatie weer uit de Sym bolen te destilleren, het proces van connotatie (blok et al., 1986). Brandende vraag bij dit proces is natuurlijk of de oor- spronkelijke informatie juist gedecodeerd wordt door de kaartgebruiker. Dit hangt af van de duidelijkheid en eenduidigheid van de symboolontwerpen en van het inzicht van de kaartgebruiker. De begrijpelijkheid getest In het onderzoek is deze duidelijkheid en eenduidigheid van de op toeristische kaarten aangetroffen symbool ontwerpen getest. Als eerste stap is uit een breed scala van kaartmateriaal en toeristische folders een inventarisatie gemaakt van gebruikte begrippen en bijbehorende Symbolen. De geinventariseerde kaarten beslaan een breed gebied in geografisch opzicht (met nadruk op West-Europa) als ook in thematisch opzicht. Zo is er geput uit auto- kaarten, topografische kaarten met toegevoegde toeris tische informatie, stadsplattegronden, toeristische fol ders met kaarten enzovoort. Ook is er een variatie in schaal betracht, opklimmend van 1:1.000.000 tot 1:5000. Uit de geclassificeerde inventarisatie is vervolgens een Figuur 1. KT 1993.XIX.2 35 DIE BLAUWE STIP, HE IK HEB HET NCXJ EEN5 NA6EZOCHT

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1993 | | pagina 37