besprekingen Muller, E. en K. Zandvliet (red.), Ad- missies als landmeter in Nederland voor 1811: bronnen voor de geschiede- nis van de landmeetkunde en haar toe- passing in de administratie, architec- tuur, kartografie en vesting- en water- bouwkunde. Met bijdragen van W.A. van Ham et. al. en een voorwoord van H.A.M. Snelders. Alphen aan den Rijn: Canaletto, 1987. 302 pp. Toen Bert van 't Hoff in 1958 aan S.J. Fockema Andreae vroeg pro- jecten aan te dragen waarmee de kort daarvoor opgerichte werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie zieh zou kunnen bezighouden, noemde de nestor van de historische kartografie in Nederland de samen- stelling van een repertorium van land- meters een eerste prioriteit. Van 't Hoff speelde het idee door aan een correspondent, ir. P.S. Teeling, die al vanaf 1948 gegevens over Nederlandse landmeters verzamelde. Tussen 1981 en 1983 werden de onderzoeksresul- taten van Teeling in twee lijvige boek- werken gepubliceerd. Het biedt een schat aan gegevens die de onderzoeker een goede leidraad biedt voor histo- risch(-kartografisch) onderzoek. Met de publikatie van Admissies als landmeter in Nederland voor 1811 is het werk van Teeling niet achterhaald. Toch zijn er duidelijke, ook kwalita- tieve verschillen tussen de beide publi- katies. Teeling bracht zijn gegevens bijeen door literatuurstudie en het raadplegen van honderden catalogi. Het boek dat in 1987 onder redactie van ir. E. Muller en drs. K. Zandvliet verscheen is daarentegen gebaseerd op systematisch archiefonderzoek waarbij gegevens betreffende admis sies van landmeters bij gewestelijke hoven en besturen bijeengebracht werden. Er is ook een duidelijk ver- schil ten aanzien van de manier waarop deze informatie wordt gepre- senteerd. Het boek van Teeling is slordig, soms chaotisch van opzet, en 50 zelfs met het naderhand door Peter van der Krogt samengestelde register- deel is de aangeboden informatie moeilijk toegankelijk. Het boek van Muller en Zandvliet onderscheidt zieh juist door haar verzorgde uiterlijk en de heldere en logische manier waarop het bronnenmateriaal is ontsloten. Bovendien wordt het boek begeleid door uitstekende inleidingen. In een uitvoerig en goed geannoteerd hoofd- stuk wordt eerst de ontwikkeling van het landmetersberoep in een brede cul- tuur-historische context geplaatst. Vervolgens wordt in aparte inlei dingen per provincie nauwkeurig aan- gegeven welke procedures daar ten aanzien van de toelating tot het land- metersambt werden gevolgd, welke uiteenzettingen steeds worden gevolgd door een chronologische lijst van de verleende landmetersadmissies. Als bijlagen zijn daarnaast nog eens drie lijsten opgenomen met gegevens betreffende 'Militaire ingenieurs in dienst van de Republiek, 1580-1701', 'Landmeters in diens van de Verenigde Oostindische Compagnie (Batavia, Ceylon en de Kaap), 1691-1791' en 'Landmeters en civiele verificateurs, aangesteld bij de verponding, 1806- 1811'. Het geheel wordt besloten met een meer dan vijftig pagina's teilende index op al de in het boek opgenomen persoonsnamen. Het boek van Muller en Zandvliet is van grote waarde voor een ieder die zieh wil verdiepen in de historische aspecten van het landmetersberoep in Nederland. Vooral het inleidende 'Historisch overzicht', dat onmisken- baar de redigerende hand van de histo- ricus Zandvliet verraadt, prefereer ik in dit opzicht boven een soortgelijk artikel dat P.J. van Winter in 1988 publiceerde in de Verhandelingen van de Koninklijke Nederlandse Aca- demie van Wetenschappen1. De waarde van het boek als naslagwerk is minder, maar dat kan een persoon- lijke ervaring zijn. Hoewel de Admis sies als landmeter in Nederland voor 1811 al enige jaren in mijn boekenkast Staat, heb ik het boek als bronnenpu- blikatie nog nooit gebruikt. Met namen van landmeters, datum van admissie en vindplaats in archief- bronnen alleen doe je immers niet zo veel. Je wil ook iets weten over bewaard gebleven kaarten en teke- ningen en waar je die kunt vinden; informatie die het boek van Teeling wel verschaft. De redacteuren hebben dat bezwaar, zo lijkt het, ook onder- kend. In het register hebben ze daarom tevens vermeld of de naam wordt genoemd in een lijst van 13 gese- lecteerde publikaties, die blijkbaar als handboek moeten worden aange- merkt. Opmerkelijk daarbij is dat geen gebruik is gemaakt is van de twee, weliswaar gedateerde, maar nog altijd zeer bruikbare biografische woordenboeken die Nederland rijk is. Een regelrechte misser! Het boek van Muller en Zandvliet vormt vanwege de uitstekende begelei- dende teksten zonder twijfel een belangrijke bijdrage aan de geschied- schrijving van de Nederlandse karto grafie. Als bronnen publikatie blijf ik echter het werk van Teeling prefe- reren. Paul van den Brink IWinter, P.J. van (1988), Hoger beroepsonderwijs avant-la-lettre: be- moeiingen met de vorming van land meters en ingenieurs bij de Neder landse universiteiten van de 17e en 18e eeuw. Amsterdam: Noord-Hol- landsche Uitgevers Mij. (Verhandelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde: Nieuwe Reeks, dl. 137). Historisk Atlas Danmark. Geredi- geerd door Jette Kjaerulff Hellesen en Ole Tuxen; 304 blz met 256 kaarten in KT 1993.XIX.2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1993 | | pagina 52