slag voor de kartering officieel ingevoerd bij bovenge-
noemd Gouvernementsbesluit van 1853. De eerste basis-
meting werd in 1854 in de residentie Cheribon uitge-
voerd door de Geographische Dienst van de Marine, ook
hier met een meetketting. Op basis van deze meting,
waarin zoals bij hermeting met stalen meetveren in 1870
bleek, een fout van 12 meter schuilde, werd een drie-
hoeksnet opgebouwd dat zieh liefst over vier residenties
uitstrekte. In 1858 werden deze metingen wegens perso-
neelsgebrek gestaakt om pas in 1861 weer hervat te
worden. De topografen werkten echter rüstig verder
zodat de opneming van de residenties Djokjakarta, Soe-
rakarta, Tegal, Pekalongan en Krawang zonder meet-
kundige basis plaatsvond. Daar werd dus van het kleine
in het grote gewerkt in plaats van omgekeerd.
De achterstand van ruim een halve eeuw op Brits-Indie
waar de eerste basismeting in 1802 plaatsvond, vraagt
om opheldering. Het is toch vreemd dat, terwijl het
moederland van 1809-1822 op basis van Krayenhoff's
driehoeksmeting was gekarteerd, het tot de jaren 1870
moest duren alvorens in Indie triangulatiegegevens op
Figuur 2. Lambton 's theodoliet (staat nu in het Survey
Museum in Dehra Dun). (Il/ustratie uit R.H. Phailaniore
(1958), Historical Records of the Survey of India. Vol. IV.)
20
de juiste wijze werden gehanteerd. Ir. Schepers, die
jarenlang hoofd was van de Triangulatie-brigade van de
TD en zeker drie basismetingen leidde, verklaarde deze
vertraging uit het gebrek aan contact en appreciatie voor
elkaars werk, namelijk de Marine, die de triangulatie
uitvoerde en de Directie der Genie waaronder de topo-
grafische opneming ressorteerde, een situatie die tot in
de jaren 1880 zou voortduren (Schepers, 1941).
Ongetwijfeld heeft ook de siechte toestand van de
financien decennia lang bijgedragen tot de achterstelling
van het belang van driehoeksmeting. De Java-oorlog
had fortuinen verslonden, terwijl de batige saldi van het
Cultuurstelsel wegvloeiden naar het moederland dat in
de jaren 1830 werd geconfronteerd met de Belgische
opstand. Onder deze omstandigheden werd de voorkeur
gegeven aan goedkope vluchtige terreinopnamen,
waarmee men lange tijd ook van militaire zijde dacht te
kunnen volstaan, boven de arbeidsintensieve en kost
bare driehoeksmeting. Er zij aan herinnerd dat in de
jaren 1870 de meting van een circa 4000 meter lange
basis op Java, met het destijds moderne Repsold-appa-
raat (aanschafkosten/10.000, -), twaalf man een kleine
vier maanden bezighield! Het zou tot 1910 duren alvo
rens door ingebruikneming van een nieuw, door de
Zweed Jäderin ontwikkeld, meetapparaat voorzien van
invardraden, basismetingen aanzienlijk konden worden
bekort. Maar ook toen nog bleef een dergelijke operatie
een arbeidsintensieve onderneming!
Twijfel over gebruik van vaste punten
Bij het vermelde regeringsbesluit van 1853 werd gestipu-
leerd dat triangulatie aan kartering vooraf moest gaan.
In de praktijk kwam daarvan aanvankelijk weinig
terecht. De over het algemeen gebrekkig opgeleide
hoofden van opnemingsbrigades hadden weinig notie
van de manier waarop dit moest gebeuren. Zo kon het
onjuiste begrip postvatten dat de door driehoeksmeting
geleverde vaste punten benut moesten worden ter con-
trole van de topografische terreinopname. Dit ter onder-
scheiding van de 'kundige opnemer van de onkundige'
of met andere woorden dat de topografische opname
aan de triangulatie vooraf diende te gaan. Deze misvat-
ting leidde er toe dat een aantal residenties topografisch
werden opgenomen zonder dat een meetkundige basis
aanwezig was, waardoor in later jaren kostbare herme-
tingen en berekeningen nodig waren. Zelfs de befaamde
Residentiekaarten van Java 1:100.000, die bij de Topo
grafische Inrichting te Den Haag werden gedrukt en
internationale faam verwierven, waren niet wiskundig
onderbouwd.
Ook in Brits-Indie werd ondanks Lambton's voortva-
rendheid het nut van triangulatie lange tijd in twijfel
getrokken. De praktijk leerde dat er in nieuw verworven
gebieden veelal geen tijd en geen geld beschikbaar was
en geen landmeters om in de kartering grote nauwkeu-
righeid na te streven. Doorgaans werd volstaan met
vluchtige opnamen gesteund door astronomische plaats-
bepaling en werd ook hier aan een mogelijke latere trian-
KT 1993.XIX.3