Als geograaf bij de Topografische Dienst in het vroegere Nederlands-Indie A.J. Pannekoek De Kartografische Afdeling van de Topografische Dienst in het vroegere Nederlands-Indie hield zieh met name bezig met de kleinschalige karteringen. De auteur was van 1936 tot 1946 hoofd van die afdeling en naast de normale karteringen die werden uitgevoerd is het interessant te lezen hoe door de kaartenmakers al werd geantieipeerd op een mogelijke oorlog, welke daadwerkelijk begin 1942 Nederlands-Indie bereikte. 1921 was een belangrijk jaar voor de kartografie in het vroegere Nederlands-Indie: het was het jaar waarin de Kartografische Afdeling van de Topografische Dienst haar werk begon. In die tijd had de kartografie van de dienst al een grote naam verworven met het maken van topografische kaarten die het resultaat waren van het moeizame opnemingswerk in het terrein (ormeling sr., 1989). Anders lag het bij de overzichtskaarten op klei nere schalen, die afgeleid werden uit bestaande kaarten. Van de regio's van Java (residenties) bestonden bijvoor- beeld kaarten op 1:250.000, waarbij de omgeving wit was gelaten en die op verschillende wijzen waren bewerkt (er waren enige zeer goede bij). Iets soortgelijks bestond voor andere eilanden of delen hiervan (75 jaren..., 1939). Een van de doeleinden van de nieuw opgerichte Kartografische Afdeling was om meer uni- formiteit in het kaartwerk te brengen. Een andere nieuwigheid was dat het hoofd van de afde ling niet een officier was die in de dienst tot kartograaf was opgeleid, maar een geograaf. De verwachting was dat deze door wetenschappelijke kennis van het relief, grondgebruik en bevolking de kwaliteit van de kaarten zou verhogen en de kartografen hierbij meer begrip van het terrein zouden verkrijgen. De eerste geograaf, dr. S. van Valkenburg, had een ambitieus programma opgesteld (van valkenburg, 1922). Het omvatte mede het bevorderen van geomorfo- logische kennis bij het opnemingspersoneel; zelf deed hij geografisch terreinonderzoek, onder andere in de Padangse Bovenlanden en in het Djampang-gebied in West-Java. Het kartografische werk werd met energie aangepakt. Er werd een uniforme kaartserie van tien bladen van Java en Madoera ontworpen op de schaal 1:250.000, welke in 1929 gereed kwam en waarvan daarna vele bladen zijn herdrukt. Hetzelfde gold voor Sumatra in 25 bladen, welke echter in 1941 nog niet alle waren versehenen. Er werd een zeer eenvoudige wijze van uitvoering gekozen, waardoor snel kon worden gewerkt: gekleurde hoogtezones in bruin (maar geen grondgebruik en begroeiing), de plaatsen als zwarte Symbolen van ver schillende grootte, de wegen in rood zonder andere kleuren (figuur 1). Als overzicht op kleinere schaal werd de Internationale Wereldkaart 1:1 miljoen gekozen, waarbij het toenma- lige Nederlands-Indie op 27 bladen kon worden afge- beeld. De internationaal vastgelegde bladindeling (vier breedtegraden bij zes lengtegraden) was voor enkele gebieden nogal ongunstig. Java viel in hoofdzaak op twee bladen, maar een reep in het zuiden en een stukje in het oosten vielen op andere bladen (pannekoek, 1938). In Van Valkenburgs tijd versehenen vier bladen, in de jaren daarna nog tien andere. Nadat Van Valkenburg in 1926 was vertrokken (hij werd later hoogleraar in de Verenigde Staten) werd in zijn plaats de geograaf drs. P.J.B, van Kessel benoemd. Zijn activiteit was vooral gericht op een verbetering en verfij- ning van de kartografische methoden. Op het gebied van de hoogtekleuren was hij een aanhanger van de school van Peucker (van kessel, 1930), waarbij voor grotere hoogtes vooral rode kleuren werden gebruikt. Dit is dui- delijk te zien, zij het 00k in afgezwakte vorm, op de in zijn tijd gepubliceerde kaarten. Een voorbeeld is de fraaie Overzichtskaart van Sumatra op 1:750.000 in tien bladen (het laatste blad verscheen in 1941). Een bijzondere kaart was die van Bali op 1:200.000 waarop niet alleen de nieuwe hoogtekleuren werden ge bruikt, maar waarop 00k (gegeneraliseerd) de opper- vlakten van de bevloeide rijstvelden (sawah's) en van de bewoonde oorden (kampongs) werden aangegeven met de Signaturen van de topografische kaart (figuur 2). Dit was een grote vooruitgang ten opzichte van de meer globale kaarten uit de tijd van Van Valkenburg2. In deze tijd viel 00k de medewerking aan de Atlas van Tropisch Nederland, een uitgave van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap in samenwer- king met de Topografische Dienst in Nederlands-Indie. Deze 'samenwerking' betekende dat de kaartbladen in Nederland werden ontworpen en getekend, in hoofd zaak door vroegere medewerkers van de Indische Topo grafische Dienst, en in Nederlands-Indie werden gegra- veerd en gedrukt. De dienst had dus 'geen bemoeienis met de samenstelling en inhoud der kaarten' aldus het voorbericht bij de atlas; de Kartografische Afdeling kwam hierbij dus niet aan bod, behalve op het laatst, KT 1993.XIX.3 34

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1993 | | pagina 36