Ervaringen met nieuwe topografische basiskartering in
Indonesie
P.J.Oxtoby
De uitdaging in een kartografische loopbaan! Kartografisch expert bij een topografisch karteringsproject waar ruim 550
bladen 1:50.000 in enkelejaren gereed moeten zijn. De auteur beschrijft de vele facetten van dat werk: de verkenningen in
weinig toegankelijk gebied, het opzetten en invoeren van een compleet controlesysteem van stereominuut tot en met de
gedrukte kaart en training en begeleiding van kartografen en tekenaars.
Inleiding
Als je iemand vertelt dat er nog steeds delen van de
wereld niet goed of in het geheel niet zijn gekarteerd dan
kijkt men wat ongelovig. Als je vervolgens beweert dat
tot voor kort sommige delen van Indonesie niet waren
gekarteerd dan word je niet geloofd. Na 350 jaar kolo-
niaal bestuur en bijna 50 jaar onafhankelijkheid zijn er
wel kaarten van het gehele grondgebied versehenen,
maar de Indonesische overheid weet nog steeds niet hoe-
veel eilanden er zijn. De schatting van een paar jaar
geleden van 13.000 eilanden is nu verändere! in meer dan
17.000, waarvan er ongeveer 5000 zijn bewoond.
Op dit moment wordt een zeer groot topografisch karte-
ringsprogramma uitgevoerd onder supervisie van Bako-
surtanal1, namelijk van de rij eilanden, lopend van Bali
tot Timor.
Enkele jaren terug, eind 1988 en begin 1989, begon de
kartering op schaal 1:50.000 van gedeelten van Oost-,
Zuid- en Centraal-Kalimantan, en het vasteland van
Sulawesi en de vele daarbij gelegen eilanden. Deze karte
ring is het onderwerp van dit artikel.
Drie 'contractors'2, elk bestaande uit een consortium
van een Indonesisch en een buitenlands bedrijf, voerden
het werk uit. Een consortium maakte 185 kaartbladen
van Kalimantan, de twee andere 381 kaartbladen van
Sulawesi. Het werk werd uitgevoerd onder toezicht van
Bakosurtanal en gefinancierd door een lening van de
Wereldbank. De kaarten zijn nodig in het kader van het
nationale transmigratiebeleid en zijn een hulpmiddel bij
het voorbereiden van geschikte locaties voor transmi-
granten van het overvolle Java en Bali.
De kartering kwam eind 1992 gereed en had veel meer
tijd genomen dan voorzien. Er waren verschillende
redenen voor de vertraging; de verklaring volgt later.
De nieuwe kaarten zijn een grote verbetering ten
opzichte van de bestaande, soms meer dan 60 jaar oude
en nog door de Nederlands-Indische Topografische
Dienst vervaardigde kaarten. Van sommige gebieden
werden voor het eerst kaarten op deze schaal vervaar-
digd. Door verschillende omstandigheden zijn toch ook
nu nog kleine gedeelten niet of niet goed gekarteerd.
Het artikel is een persoonlijk verslag van de betrokken-
heid bij dit grote project.
Eerste ervaringen
De eerste ervaring van omstandigheden in het terrein
kreeg ik met een groep personeel van Bakosurtanal op
het eiland Peleng (1°30' ZB, 123° OL), dat deel uit-
maakt van de Banggai-eilandengroep. De taak was het
uitvoeren van terreinverkenningen op vier stereomi-
nuten die het westelijke gebied bedekten. Het blad van
de internationale kaartserie (Joint Operations Graphic)
1:250.000, welke dat deel van Sulawesi afbeeldt, toonde
een leeg gebied voor Peleng met de annotatie 'Geen
hoogte-informatie'. Alleen de kustlijn en enkele dorpen
waren aangegeven. Een kleine schetskaart van het
eiland, die we meegebracht hadden, bleek fantasierijk te
zijn samengesteld en gaf wegen en dorpen aan die later
niet bleken te bestaan.
Bakosurtanal had de taak op zieh genomen 16 kaart
bladen van enkele eilanden bij Sulawesi te vervaardigen
als training voor het personeel. Mijn taak was het de
produktie van deze kaartbladen van begin tot eind te
begeleiden, en gedurende dat proces kennis en prakti
sche ervaring over te dragen.
En zo bevond ik mij, maar vijf of zes weken nadat ik
Europa had verlaten, op Pulau (eiland) Peleng, om
Voorbereidingen voor weer een trip längs de zuidkust van
Peleng.
KT 1993.XIX.3
45