opgenomen op bijna 10 km hoogte. De uiteindelijke betrouwbaarheid van de kaarten zou dus voor een belangrijk deel afhangen van de kwaliteit van verificatie en completering in het terrein. Met de controle daarop had Bakosurtanal nog weinig ervaring. Ieder kaartblad van 15x15 geografische minuten bedekte meer dan 750 km2 landoppervlak, tenzij er natuurlijk watergebieden voorkwamen. De contractors waren er bij hun schatting vanuitgegaan dat de terrein- verkenning per kaartblad 15 dagen in beslag zou nemen, hetgeen 50 km2 per dag betekende. Volgens het contract behoefden de sedert de fotografi sche opname in 1981-1982 opgetreden veranderingen in het terrein niet te worden opgenomen. Indien het echter belangrijke topografische details betraf, zoals nieuwe wegen, moest Bakosurtanal worden geinformeerd, met daarbij een opgave van de extra kosten om die wijzi- gingen toe te voegen. Bakosurtanal kon daarna beslissen of ze alsnog moesten worden opgenomen. Deze bepaling in het contract gaf de contractors een reden voor vele uitvluchten en veroorzaakte moeilijk- heden bij de controle. Plotseling werd de ouderdom van een topografisch object belangrijk en het was verbazing- wekkend hoe veel objecten van een recente datum waren! De beslissing viel dan ook om een personeelslid van Bakosurtanal bij iedere contractor te plaatsen en de opnemers permanent te begeleiden. In het begin werd de terreinverkenning zoveel als moge- lijk vanaf de relatief comfortabele kantoren van de sub- districts- of dorpshoofden gedaan. Terreinverkenning betekende hoofdzakelijk het verzamelen van namen. Wegenclassificatie, bodemgebruik, wel of niet gei'rri- geerde rijstvelden, wel of geen permanente waterlopen, waren van ondergeschikt belang. Ze gebruikten zoveel mogelijk de lokale kennis van de sub-districts- en dorps hoofden en vertrokken dan weer op hun motorfietsen naar het volgende kantoor. Dit systeem leidde tot veel fouten. Grondgebruik van niet längs de wegen gelegen percelen werd maar zelden goed gecontroleerd. Sommige gebieden die op het moment van de luchtopname nog bebost waren werden als bos voorgesteld, terwijl de bomen waren verdwenen. In kustgebieden gaf men natte rijstvelden vaak weer als viskweekvijvers, omdat er bij de opname geen rijst groeide, maar de percelen wel gevuld waren met water. Soms veranderde bij de bladgrens plotseling het grond gebruik. Het is voorgekomen dat de terreinverkenning helemaal fout was omdat de opnemer kennelijk niet ter plaatse was geweest. Zo was eens een onverharde weg door vlak gebied aangegeven, welke vervolgens recht omhoog ging tegen een 75 m hoge rotspartij en die daarna weer recht naar beneden naar de vlakte liep. Op hetzelfde kaartblad stroomden enkele bij de verkenning aangebrachte water lopen zowel omhoog als omlaag. De contractor werd uiteraard verplicht dat kaartblad opnieuw op te nemen. Bakosurtanal controleerde op twee manieren. De eerste bestond uit terreinbezoeken aan de teams van verken- ners, waarbij hun methoden en resultaten werden gecon troleerd en adviezen gegeven. Leden van het TAT-team namen bijna altijd daaraan deel. De tweede methode was controle in het terrein aan de hand van de kleur- proef. Het is voorgekomen dat bij de controle van een proef- blad, waarbij de kleurproef werd gebruikt, zoveel fouten voorkwamen, dat de contractor 42 bladen in die regio opnieuw moest verkennen. Na deze ervaringen verscherpte Bakosurtanal de con trole en daardoor werd de kans op ontdekking van fouten veel groter. De situatie verbeterde toen de con tractors zieh realiseerden hoe ernstig de consequenties konden zijn indien fouten werden ontdekt. Enkele opmerkingen over toponiemen In de contractspecificaties was bepaald dat voor namen de Indonesische taal moest worden gebruikt. Dit bete kende dat de officiele spelling zou worden gebruikt en voor de soortnamen het Indonesische woord. Voor Sula wesi besloot men echter de lokale namen te gebruiken en dit gaf Problemen. In het Indonesisch komen geen dub- bele medeklinkers voor, maar in Sulawesi wel. Wat moest het dus zijn: Makassar of Makasar? Watansop- peng of Watansopeng? Dit soort vragen gaf aanleiding tot eindeloze discussies. Op Sulawesi bestaan verschei- dene taalgroepen en de talen verschillen soms in vrij kleine regio's. Zo bestaan er bijvoorbeeld in totaal 18 verschillende soortnamen voor rivier. Het Indonesische woord voor rivier is 'sungai'. Enkele soortnamen voor rivier in Sulawesi zijn: salo, salu (Zuid-Sulawesi); minangga, kuala (Centraal-Sulawesi); uwai, uwe, ue (Centraal en Noord-Sulawesi). De laatste drie worden op dezelfde manier uitgesproken -oeee-, maar de ver schillende spellingen waren wel goedgekeurd door de diverse sub-districtskantoren. Een ander voorbeeld van verschillen in naamgeving kon voorkomen als bewoners in het westen aan een en hetzelfde topografische detail een andere naam gaven dan mensen in het oosten. Welke naam moest nu worden gekozen? Ook is het voorge komen dat een stuk rivier van ca. 10 km drie namen had, geverifieerd en goedgekeurd door de verschillende admi- nistratieve beambten. AI de verzamelde, goedgekeurde namen werden gecon troleerd door de afdeling Geografische namen van Bakosurtanal. Indien een object meer dan een naam had werd een beslissing genomen welke naam zou gelden, en vervolgens met het Data Base Plus programma digitaal opgeslagen voor de gazetteer. Sommige dorpen hadden vreemde namen, zoals bijvoor beeld vlak bij de equator in Sulawesi het dorp 'Tor pedo'. Sommige namen waren bijna niet uit te spreken zoals in Zuid-Sulawesi, waar een dorp zuid van Watan- soppeng, 'Assessungengengnge' heette. Soms kwamen namen zo vaak voor, wederom op Sulawesi, dat de dorpsnamen 'Lemo' en 'Polewali' wel gezaaid leken. Veel namen hadden een betekenis. Een klein dorp op het eiland Peleng, 15 km landinwaarts van Bulagi heette 'Alul', wat betekende: 'de plaats waar een man was verdwenen'. In Bulagi logeerden we in het huis van de secretaris van het sub-district. Zijn naam was Alexander Aluman en dit betekent: 'de man die kan verdwijnen en 48 KT 1993.XIX.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1993 | | pagina 50