were kaarten uitgesloten. In het vervolg lezen we dat taalkundigen al in 1857 advies uitbrachten aan de Minister van Kolonien over te volgen transcriptievoorschriften. Aan de hand van dit advies werden per Gouvernementeel Besluit dd. 29 juli 1863 grondregels vastgesteld. Deze stuitten echter op een reeks praktische bezwaren van de toenmalige ambtenaar voor de Javaanse Taal, die belast was met de zuivering van de namen. De regels bleven daarom ongei'mplementeerd. Ook pogingen van het Aardrijks- kundig Genootschap in 1897 om regels te doen vast- stellen bleven zonder resultaat. Pas nadat de urgentie van het probleem zieh ook voor de autoriteiten duidelijk deed voelen, toen op nieuw uitgebrachte kaarten van Sumatra's Westkust en Atjeh schrijfwijzen die al bur- gerrecht hadden verkregen onherkenbaar vervormd bleken, kwam er een bindend voorschrift voor de naam- schrijving tot stand. Dit berustte op de beginselen ver meld in het voorwoord van de op last van de Regering van Nederlands-Indie uitgebrachte Lijst der voor- naamste aardrijkskundige benamingen (1906). Bakosurtanal is in recente jaren twee maal, in 1982 (in Cisarua, Bogor) en in 1989 (bij Cipanas, Cianjur), gast- heer en mede-organisator geweest van een Workshop onder de paraplu van de UNGEGN (United Nations Group of Experts on Geographical Names) met als onderwerp de vastlegging van geografische namen. De Workshop van 1989 resulteerde onder meer in een reeks aanbevelingen met betrekking tot de instelling van een National Names Authority in Indonesie. Maar wat belangrijker was: hij bracht taalkundigen, topografen en andere belanghebbenden bij elkaar, en bracht het overleg over de standaardisering van Indonesische geo grafische namen in een stroomversnelling. Uitvoerige veldoefeningen maakten het bovendien mogelijk erva- ring op te doen met een nieuw door Bakosurtanal uitge- werkt namenformulier en bijbehorende richtlijnen voor topografen. In het volgende zal de problematiek rond de vastlegging van geografische namen in Indonesie nader uiteen worden gezet. Dit moet echter vooraf worden gegaan door een schets van de taalkundige situatie in Indonesie, die meer dan alles bepalend is voor het speeifiek Indone sische karakter van deze problematiek. De talen van Indonesie Op 28 Oktober 1928 verklaarde de nationalistische Pemuda-beweging het Maleis, tot dan 'lingua franca' en bestuurstaal in de Nederlands-Indische archipel, onder de naam Bahasa Indonesia tot de officiele taal van Indo nesie 'avant-la-lettre'. Het vooroorlogse Maleis had zieh als lingua franca ont- wikkeld uit het Sumatramaleis, een taal uit de Maleise groep van de Austronesische taalfamilie, en wel voorna- melijk uit het dialect van Riau. Als lingua franca beperkte het gebruik van de taal zieh aanvankelijk tot communicatie tussen leden van verschillendtalige bevol- kingsgroepen, in situaties als handel, onderwijs en betrekkingen met het koloniale bestuur (KNIL!). Dit had tot gevolg dat het 'standaard-Maleis', in tegenstel- ling tot de levendige dialecten die door de eeuwen heen ontstonden in heterogene gemeenschappen als Batavia, Ambon en Manado, een relatief beperkte woordenschat hield. Vanaf de onafhankelijkheid in 1945 is de Bahasa Indo nesia zieh in snel tempo gaan verrijken ten opzichte van het vooroorlogse Maleis. De taal drong, onder andere door een verhonderdvoudiging van het lager onderwijs, door tot in alle geledingen van de maatschappij en alle hoeken van de archipel. In 1980 gebruikte 12% van de bevolking (van 170 miljoen) Bahasa Indonesia in de hui- selijke situatie, terwijl 61% (81% van de stedelijke bevolking) de taal actief beheerste. De taal heeft verschillende spellingshervormingen door- gemaakt, die, anders dan in Nederland, ook consequen- ties hadden voor de geografische namen: Soerabaja werd Surabaya, Djakarta werd Jakarta. Bahasa Indonesia wordt thans op alle lagere Scholen waarvoor leerplicht bestaat - gedoeeerd, en is tevens de taal van alle middelbaar en hoger onderwijs. In het lager onderwijs mag worden lesgegeven in de moedertaal van de leerling. Provinciale autoriteiten bepalen verder of in het lager onderwijs (SD) en de onderbouw van het mid delbaar onderwijs (SMP) een regionale taal dient te worden gedoeeerd: in West-Java is dit bijvoorbeeld het geval voor het Sundanees, in Midden- en Oost-Java het Javaans, en in Bali het Balinees. Javaans en Balinees bedienen zieh behalve van het Latijnse ook nog van een eigen alfabet, dat eveneens op SD- en SMP-niveau wordt gedoeeerd. De verrijking van de woordenschat van de Bahasa Indo nesia wordt gestuurd, gestuwd en gesanetioneerd door het Centrum voor Taalvorming en -ontwikkeling (Pusat Pembinaan dan Pengembangan Bahasa). Deze over- heidsinstantie heeft een tweeledige taak: lexicografisch onderzoek naar de vele honderden in Indonesie gesproken talen en dialecten enerzijds, en het ontwik- kelen en propageren van de Bahasa Indonesia als natio nale taal anderzijds. Het naast elkaar bestaan, en in zekere zin gedijen, van Bahasa Indonesia en regionale inheemse talen betekent in de praktijk dat een groot deel van de Indonesische bevolking tweetalig is, en zieh afhankelijk van de situatie bedient van een van de beheerste talen. Het mag duidelijk zijn dat niet de Bahasa Indonesia, maar de regionale taal ('bahasa daerah') in de eerste plaats de taal is van de geografische namen. De in Indonesie gesproken inheemse talen zijn ruwweg te verdelen in Austronesische en niet-Austronesische talen. De Austronesische talen vormen een grote taalfa milie met een ongeevenaarde geografische spreiding: van Madagaskar in het westen tot Hawaii en Paaseiland in het oosten. De niet-Austronesische inheemse talen behoren niet tot een familie, maar tot verschillende taal- groepen zonder aangetoonde verwantschap. Niettemin worden ze tot op de dag van vandaag voor het gemak vaak collectief aangeduid als Papuatalen. De laatste worden gesproken in gedeelten van de provincies Irian 58 KT 1993.XIX.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1993 | | pagina 60