een groot deel van het oostelijk schiereiland van Oost-
Java sinds eeuwen het Madurees opgang maakt. In
recente tijden zijn bovendien Javaanse transmigranten
naar Seram gekomen, en trokken plaatsen als Masohi en
Bula (na een olievondst in 1910) door economische groei
zeer veel allochtonen aan. Onderling kon men er alleen
nog in de lingua franca (eerst Ambonmaleis, later ook
Bahasa Indonesia) communiceren. Tenslotte heeft
Masohi sinds enkele decennia ook Teun, Nila en Serua-
sprekende gemeenschappen. Deze bestaan uit de evacues
van de onheilspellend opzwellende gelijknamige vul-
kaaneilanden in de zuidelijke Bandazee, waar ze hun
geografische namen hebben moeten achtergelaten.
Methodiek van veldonderzoek
Voor het registreren van namen te velde heeft Bako-
surtanal een standaardformulier opgesteld. Het formu
lier, dat vöör de Workshop van 1989 werd uitgewerkt,
bestaat uit drie gedeelten. Het eerste bevat de van
tevoren vastgestelde object-identificatie: kaartblad-
nummer, objectcode (een unieke code waarmee het te
benoemen object op de kaart is gemarkeerd), 'feature
code' (de categorie waartoe het object behoort, bijvoor-
beeld 'nederzetting', 'rivier', 'bergtop'), vakverwijzing,
en eventueel een van te voren aanbevolen schrijfwijze.
Deze laatste kan worden meegegeven als het object de
facto een gestandaardiseerde naam bezit omdat het op
uniforme wijze is opgenomen in belangrijke landelijke
bestanden.
Het tweede deel bevat de informatie die door de topo-
graaf in het veld moet worden opgenomen.
Het derde gedeelte tenslotte wordt later in het basiskamp
ingevuld: het bevat onder meer locationele objectspecifi-
caties als coördinaten, dimensies, hoogte en administra-
tief toebehoren.
In het veld moeten gegevens worden geregistreerd
omtrent de naam 'in plaatselijk officieel gebruik' en
eventuele alternatieve en voormalige namen. Officieel
gebruik wil zeggen volgens opgave van de plaatselijke
autoriteiten; de uitdrukking officiele naam is pas van
toepassing als een national names authority de naam als
standaard heeft gedefinieerd. Bekeken moet worden of
de 'plaatselijk officiele' naam overeenkomt met de naam
waaronder het object bekend Staat bij de bevolking, en
of er een duidelijk letterlijk verband bestaat tussen de
betekenis van de naam en de huidige toestand van het
object. Verder moet de begrenzing van het benoemde
object zo exact mogelijk worden vastgelegd.
Van de namen moeten de schrijfwijze, de uitspraak, de
taal en de betekenis (voorzover bekend) worden geno-
teerd. Hierbij moet het volgende in acht worden
genomen.
Van schrijfmjzen die kunnen worden overgenomen van
documenten, grenspaaltjes, uithangborden of schrifte-
lijke opgave van respondenten, moeten alle aange-
troffen versies worden verzameld.
Voor notitie van de uitspraak kan de topograaf zieh
beperken tot die (weinige) klanken die verwarring
kunnen opleveren. Welke dit zijn is afhankelijk van de
taal: zo kennen de meeste talen twee fonemen die
geschreven worden als e, en kunnen in het Javaans de
letters d, o en t ieder twee verschillende fonemen repre-
senteren. De topograaf moet duidelijke instrueties
krijgen op welke klanken hij bij welke taal en in welk
gebied moet letten, en op welke manier hij de uitspraak-
variaties moet noteren - bijvoorbeeld door middel van
een diacritisch teken of een extra letter e, e, dh, th).
De taal waarin een naam is gesteld, of de taal van
degenen die de naam als zodanig gebruiken, is een
belangrijk gegeven. Het is noodzakelijk om achteraf een
oordeel te kunnen vellen over de te prefereren schrijf
wijze. De topograaf moet van te voren weten welke talen
hij in het gebied kan aantreffen, en zieh als het even
mogelijk is vergezellen van een tolk in de betreffende
taal.
Het registreren van de taal van de respondent is bij-
zonder belangrijk in enerzijds gebieden met een sterk
gemengde bevolking, en anderzijds onbewoonde
gebieden. Etnisch-linguistisch heterogene gebieden zijn
zeer talrijk rondom havenplaatsen in de gehele archipel:
hier vestigden zieh door de eeuwen heen vaak zeevaar-
ders en handelaars van andere eilanden. Waar de bevol
king gemengd genoeg was verloren de verschillende
talen vaak terrein ten opzichte van een 'lingua franca' -
meestal Maleis. Opvallend is hierbij dat in Indonesie,
anders dan in Europa, reeds bestaande geografische
namen niet zo snel door nieuwe migranten werden (en
worden) vervangen of omgezet in een andere taal. In
onbruik rakende inheemse talen konden daardoor in de
toponymie bewaard blijven, en behielden ook hun
relevantie voor de topograaf. Volledig nieuwe nederzet-
tingen kregen uiteraard wel vaak namen in de taal van
hun oprichters, die in die nederzettingen ook vaak in
gebruik bleef (vgl. de Buginese nederzettingen längs de
kusten van Sulawesi en Oost-Kalimantan). Wat de mas-
sale oprichting van vooral door Javanen bewoonde
transmigratienederzettingen betreft - bijvoorbeeld in
Lampung, waar Javaans momenteel de meest gesproken
taal is - wordt tegenwoordig, uit consideratie voor de
inheemse bevolking, een 'neutrale' naamgeving aanbe
volen. Nieuwe nederzettingen krijgen in plaats van
Javaanse namen nu namen ontleend aan het Sanskriet,
dat tot het culturele erfgoed van de gehele Indonesische
natie wordt gerekend.
Het probleem van naamgeving in onbewoonde gebieden
is, dat deze gebieden vaak een taalscheiding vormen.
Van een bergtop in Sulawesi werd bijvoorbeeld gemeld
dat er drie verschillende namen in omloop waren, afhan
kelijk van de richting van waaruit men de berg bena-
derde. In zo'n geval zou, om reden van neutraliteit,
kunnen worden besloten om een vierde naam, in Bahasa
Indonesia, tot standaard te maken.
Om iets te kunnen noteren over de betekenis van de
naam gaat de topograaf idealiter het gebied in met een
'glossary', een woordenlijst waarin zoveel mogelijk
(generieke) geografische termen en veelvoorkomende
bijvoeglijke naamwoorden zijn opgenomen. Het gaat in
principe niet zozeer om de betekenis van gehele namen,
KT 1993.XIX.3
61