Figuur 2. Vragen van de kaarüeestest per leesniveau.
naar speciale Scholen. De ruimtelijke spreiding is
daarom groot. Om pragmatische redenen moesten
echter kinderen gevonden worden, die min of meer
geconcentreerd in enkele gebieden woonden. Verdere
eisen waren: zeer slechtziend (een gezichtsvermogen van
minder dan 10%), braille lezend, zonder leerproblemen,
enige ervaring in het lezen van grafische voorstellingen
op microcapsulepapier en bekendheid met het begrip
'bevolkingsdichtheid'. De proefpersonen werden bena-
derd via de onderwijsinstellingen. Hun belangrijkste
kenmerken zijn samengevat in figuur 3. Van de vier
personen die tevens hun gezichtsvermogen gebruikten
voor de tests, was er een bijna volledig afhankelijk van
tactiele perceptie, twee gebruikten met name hun
gezichtsvermogen en de laatste zei beide zintuigen in
gelijke mate te gebruiken. De meeste respondenten
waren zeer slechtziend vanaf de geboorte. Volgens som-
mige auteurs is kaartlezen extra moeilijk voor die visueel
gehandicapten, die geen visuele ervaringen hebben opge-
daan na het zesde levensjaar. Daarover bestaat echter
geen overeenstemming.
Resultaten
In de test waarin de Symbolen van elkaar onderscheiden
moesten worden, werd slechts een fout gemaakt: de
identieke Symbolen die later de laagste dichtheid
moesten voorstellen, werden eenmaal als zijnde verschal
lend gezien. Drie personen besloten na enige aarzeling
dat de Symbolen voor matige dichtheid identiek waren.
Dat vergissing en twijfel alleen optraden bij identieke
Patronen kan misschien worden verklaard uit het feit dat
de proefpersonen zochten naar minieme verschillen, die
bij deze tests niet bestanden.
In de rangorde-test werden geen tauten gemaakt. De
patronen konden zelfs bijzonder snel en ondubbelzinnig
gerangschikt worden; ze riepen kennelijk de gewenste
waarnemingseigenschap 'orde' op.
Figuur 4 geeft een overzicht van de scores die behaald
werden op vragen per leesniveau in de kaartleestest (2).
Het aantal onjuist en niet beantwoorde vragen lijkt veel
lager dan misschien verwacht kon worden op grond van
de beperkingen in het waarnemen van tactiele infor-
matie: 94,2% van alle antwoorden was juist. Zes vragen
werden volledig goed beantwoord, en voor alle vragen
behalve no. 19 werd aan het strenge criterium van 75%
juiste antwoorden voldaan. Niet correcte antwoorden
op deze vraag werden alle veroorzaakt doordat de proef
personen de afname in bevolkingsdichtheid in het
Figuur 3. Belangrijkste kenmerken van de 18 respondenten.
KT 1994.XX. I
31
Kenmerken
Aantal
personen
Percentage
Geslacht:
mannelijk
10
55.6
vrouwelijk
08
44.4
Leeftijd:
11-14 jaar
02
11.1
15-18 jaar
12
66.7
19-22 jaar
04
2? 2
Opleiding:
lagere school of l.b.o.
08
44.4
hoger dan l.b.o.
10
55.6
Visuele handicap:
0 - <5% gezichtsvermogen
vanaf 6 jaar oud
09
50.0
vanaf 6 jaar oud
01
05.6
5 - 10% gezichtsvermogen
vanaf 6 jaar oud
05
27.8
vanaf 6 jaar oud
03
16.7
Perceptie:
tactiel
14
77.8
tactiel en visueel
04
22.2
I Leesniveau
Vraag
no.
Kaart(en)
Vraag
I
1
1970
Hoe groot is de dichtheid in
elementair
gebied 4?
3
1970
Welk gebied heeft een läge
dichtheid (een is voldoende)?
4
8
1980
1980
Hoe groot is de dichtheid in
gebied 4?
Welk gebied heeft de laagste
dichtheid?
10
1990
Hoe groot is de dichtheid in
gebied 4?
IIA
2
1970
Heeft het gebied ten noorden
midden
ervan dezelfde, een hogere of een
2 vergelijkingen
lagere dichtheid?
5
1970/80
Was de dichtheid in 1970 gelijk,
hoger of lager?
6
1980
Heeft het gebied ten noorden van
van gebied 4 dezelfde, een
hogere of een lagere dichtheid?
7
1970/80
Was de dichtheid van dit gebied
in 1970 hetzelfde, hoger of lager?
9
1970/80
Was de dichtheid van dit gebied
in 1970 hetzelfde, hoger of lager9
11
1990
Heeft het gebied ten noorden van
HB
gebied 4 dezelfde, een hogere of
midden
een lagere dichtheid?
3 vergelijkingen
13
1990
Welk gebied heeft dezelfde
dichtheid?
12
1970/80/90
Beschrijf de ontwikkelingen in dit
gebied voor de penode 1970-
1980-1990.
14
1970/80/90
Beschrijf de ontwikkelingen in dit
gebied voor de penode 1970-
1980-1990.
HIA
15
1970
Beschrijf het patroon van de
hoog
kaart Concentreer je op de
1 knarr
gebieden met de hoogste
dichtheid.
16
1980
Beschrijf het patroon van de
kaart Concentreer je op de
gebieden met de hoogste
dichtheid.
18
1990
Beschrijf het patroon van de
rnB
kaart Concentreer je op de
hoog
gebieden met de hoogste
2 knarren
dichtheid.
17
1970/80
Welke verschillen traden er op in
de dichtstbevolkte gebieden7
19
1980/90
Welke verschillen traden er op in
de dichtstbevolkte gebieden7