2 ra 8. Figuur 4. Aard van de respons per leesniveau in de kaartleestest. kleinste gebied (no. 4) in de periode 1980-1990 niet noemden. Dit duidt op perceptieproblemen met het betreffende gebied. Verdere aanwijzingen daarvoor kwarnen uit analyse van alle onjuist of niet beantwoorde vragen: 13 fouten (81,3% van alle gevallen) kwamen voort uit perceptieproblemen met dit gebied. Ter verkla- ring kunnen verschillende redenen aangevoerd worden. Het meest waarschijnlijke is dat het gebied te klein was, en dat de braillecode erin stoorde. Het feit dat het een marginaal gebied was, kan tevens bijgedragen hebben aan het aantal niet juiste antwoorden op vraag 19. Van tevoren werd verwacht dat het percentage juiste ant woorden zou afnemen met toenemende complexiteit van de vragen. Er deed zieh inderdaad een afname voor van niveau II naar III, maar niet van I naar II. De ant woorden op niveau IIB vragen waren zelfs voor 100% correct. Hier hoefden geen vergelijkingen te worden ge- maakt waarbij gebied no. 4 betrokken was. Van de proefpersonen behaalden er 10 (55,6%) een score van 100% juiste respons. Slechts 3 personen hadden problemen met meer dan een vraag: een persoon scoorde driemaal en twee personen zesmaal niet of niet juist. Eerstgenoemde leerling las voornamelijk visueel, met een leesafstand van circa 10 cm. AI zijn fouten hadden te maken met gebied no. 4, dat gezien werd als een gebied met 80-160 in woners per km2. Waar- schijnlijk fixeerde hij zijn blik op de braillecode in het gebied. De braillepunten lijken qua grootte het meest op de stippen in het patroon, dat 80-160 inwoners per km2 weergeeft. De leerling maakte deze fout alleen met gebied no. 4, niet met andere, grotere gebieden. Deze waarneming ondersteunde wederom de veronderstel- ling, dat gebied no. 4 te klein was in deze test. De jongste deelneemster, afkomstig uit de hoogste groep van het basisonderwijs, maakte 6 fouten. Zij had de minste ervaring en haar kaartleestechniek behoeft dui- delijk verbetering. De andere persoon met 6 onjuist of niet beantwoorde vragen was een siechte lezer. Het was moeilijk voor hem om vergelijkingen voor verschillende jaren te maken, omdat hij de kaarten voortdurend in verschillende richtingen verschoof. Hij probeerde niet om een geintegreerd beeld op te bouwen door de kaarten 32 helemaal af te tasten en moest er verscheidene malen aan herinnerd worden, dat hij altijd de legenda kon raad- plegen. Hij voelde zieh erg ongemakkelijk bij de vragen op niveau III; de test werd dan ook afgebroken na vraag 15. De drie hiervoor genoemde personen waren visueel gehandicapt vanaf hun zesde jaar of eerder. Leerlingen die op of voor hun zesde jaar visueel gehan dicapt werden, leken het minder goed te doen dan de anderen: 6 van de 14 vroeg-gehandicapten waren verant- woordelijk voor 18 van de 20 niet of onjuist gegeven antwoorden. Figuur 5 biedt een overzicht van de responstijden per leesniveau bij de kaartleestest (2). De responstijd nam toe met toenemend leesniveau. De gemiddelde tijd die nodig was om een vraag te beantwoorden, was 13,5 seconden. Uit de standaarddeviaties blijkt echter, dat in een aantal gevallen individuele responstijden behoorlijk verschilden. Voor alle vragen was de gemiddelde res ponstijd 253,3 seconden en de standaarddeviatie 13,8 seconden. Relatief veel tijd werd gebruikt door per sonen, die volledig afhankelijk waren van tactiele per- ceptie, die siechte leestechnieken toepasten, die vaak de legenda moesten raadplegen, of degenen die relatief lang deden over vragen op niveau III. De vijf snelste deelne- mers waren goede lezers, ze behaalden ook een score van 100% juiste antwoorden. Gegeven de resultaten kan geconcludeerd worden, dat de vragen binnen 'redelijke' tijd beantwoord konden worden. Conclusies en slotopmerkingen Dit verkennend onderzoek was bedoeld om enig inzicht te verkrijgen in de mogelijkheid om meerdere statische kaarten te gebruiken voor de weergave van dynamische gegevens voor zeer slechtzienden. Voor het onderzoek werd testmateriaal op microcapsulepapier gemaakt. De tests werden uitgevoerd met 18 proefpersonen. Uit de resultaten blijkt, dat de ontworpen Symbolen duidelijk van elkaar te onderscheiden waren. Ze waren ook spon- taan en ondubbelzinnig te rangordenen en zijn daarom geschikt voor gebruik in choropletenkaarten. In de kaartleestest werden vragen gesteld op verschillende Figuur 5. Responstijden per leesniveau in de kaartleestest. KT 1994.XX. 1 I responstijd 100 90 4 80 i 70 i c Iii IIb Ina inb leesniveau I l geen respons V onjuiste respons Isffäi juiste respons 28 gemiddelde standaard deviatie van responstijden leesniveau

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1994 | | pagina 34