tief goedkoop, onder MS-DOS draaiend geintegreerd
raster/vector-systeem voor kartografische bewerking
van gegevens, ontwikkeld door de Nederlandse firma
Reprocart bv (korver, 1991), vormde een aantrekkelijke
vierde optie voor de doeleinden van dit onderzoek. Ten
tijde van de uitvoering van het project waren nog geen
publikaties gesignaleerd over de kosteneffectiviteit van
digitaliseren op scherm.
Bovengenoemde methoden werden vergeleken door de
snelheid waarmee een gegevensbestand opgebouwd kan
worden en de kwaliteit van de gegevens te testen.
Testmateriaal
De SOI-kaarten op schaal 1:250.000 worden gedrukt in
vijf kleuren met behulp van de volgende negen deelorigi-
nelen of films:
1. voor zwarte punt- en lijnsymbolen (triangulatie-
punten, elektriciteitsleidingen, grenzen van waterli-
chamen, middenlijnen van kleine permanente en sei-
zoensgebonden beekjes, kaartnet enz.);
2. voor zwarte tekst;
3. voor blauwe punt- en lijnsymbolen (waterbronnen,
middenlijnen van kanalen enz.);
4. voor blauw gerasterde opvulling van waterlichamen
(meren, reservoirs, grote rivieren, zeeen enz.);
5. voor bruine hoogtelijnen;
6. voor groene puntsymbolen (verschillende typen
bomen);
7. voor groen gerasterde opvulling van begroeide
gebieden;
8. voor rode punt- en lijnsymbolen (grote gebouwen,
tempels, heiligdommen, de begrenzingen van grote
wegen, middenlijnen van kleinere wegen, omtrekken
van nederzettingen enz.);
9. voor rood gerasterde opvulling van nederzettingen.
De deeloriginelen en de betreffende kaarten in gedrukte
vorm werden beschouwd als de meest waarschijnlijke
bronnen van waaruit gegevens verzameld konden
worden om de NTD op te bouwen. Geen enkele film had
een graadnet, dus snijpunten van het graadnet konden
niet, zoals gebruikelijk, worden aangewend als controle-
punten bij het inwinnen van de gegevens en voor de
daaropvolgende kwaliteitscontrole. In plaats daarvan
konden wel beschikbare projectiecoördinaten van trian-
gulatiepunten voor deze doeleinden worden gebruikt.
Na bestudering van het hiervoor beschreven datamodel
werd besloten, dat slechts vijf van de negen hierboven
genoemde deeloriginelen (1. zwart, 3. blauw, 5. bruin,
6. groen en 8. rood) en de lijst met coördinaten van de
triangulatiepunten beschouwd hoefden te worden als
bronnen van waaruit de NTD kon worden opgebouwd.
Aangezien er echter niet voldoende triangulatiepunten
waren op het kaartgedeelte dat voor de tests gebruikt
werd, werd elke film fotografisch gecombineerd met een
vierkantennet van vier centimeter. De snijpunten
daarvan konden worden gebruikt als controlepunten bij
het inwinnen van de gegevens en voor de kwaliteitscon
trole.
Om uit de tests resultaten te verkrijgen die voor het doel
van het onderzoek betrouwbaar genoemd kunnen
worden, zouden zeer ervaren vakmensen gegevens
moeten verzamelen van diverse kaartfragmenten, bij-
voorbeeld met een läge, gemiddelde en hoge dichtheid
aan details. Het onderzoek werd echter uitgevoerd
binnen de beperkte mogelijkheden van een 'masters'-
programma bij de hoofdafdeling 'Geoinformatics' op
het ITC. AI het werk moest door een persoon, de eerste
auteur, worden gedaan. Hij moest zichzelf opwerken tot
het niveau van 'ervaren vakman' in de vier methoden.
Om er zeker van te zijn dat het project binnen de toege-
wezen tijd afgemaakt kon worden, werd slechts een
kaartfragment (met een gemiddelde dichtheid aan
details) met bijbehorende deeloriginelen voor de tests
gebruikt. Het fragment op schaal 1:250.000 besloeg een
gebied van 400 km2.
Vereiste kwaliteit van de resultaten
Van alle elementen die aan een bestand worden toege-
voegd, moet zorgvuldig informatie over de positionele
en de attribuutnauwkeurigheid worden verzameld, als-
mede informatie over de logische consistentie, de leef-
tijd en de geschiedenis van de gegevens. Deze informatie
behoort in het bestand opgeslagen en, indien nodig, bij-
gewerkt te worden. Zoals duidelijk zal worden, werd in
dit project slechts een kwaliteitsparameter gebruikt bij
het vergelijken van de verschillende methoden, namelijk
positionele nauwkeurigheid. Toch moesten alle gegevens
met behulp van beschikbare reken- en bewerkingsfacili-
teiten compleet en logisch consistent worden gemaakt.
Dit was nodig om zeker te stellen dat alles van de origi-
nele kaart behalve de tekst werd vastgelegd, en dat
alle aansluitende Segmenten inderdaad samenkwamen in
knoop- of breukpunten.
In bepaalde professionele kringen wordt voor ruimte-
lijke informatie uitgegaan van een maximale fout
('maximum error' of ME) van 0,5 mm op de kaart
(drummond et al., 1990). Onderzoek heeft uitgewezen,
dat verschillende digitaliseermethoden een standaardde-
viatie (SD) van 0,08 tot 0,13 mm hebben (Thompson,
1984). De SOI beweert dat goed gedefinieerde objecten
op hun conventionele kaartserie een standaard fout of
RMSE (de 'root mean square error' ofwel de wortel uit
het gemidddelde van het kwadraat van de fouten)
hebben van 0,25 mm. De standaardfout is, naar men
aanneemt, een equivalent van de statistische maat SD.
Met het digitaliseren van een kaart wordt een bestand
aangemaakt van de positie van de ruimtelijke ele
menten, weergegeven in die kaart. Daarom is in het
digitale bestand de fout in de positie van een element een
functie van de fout op de oorspronkelijke kaart en de
digitaliseerfout. Een schatting van de SD van een positie
in het bestand wordt dan V(0,252 0,132) ofwel
0,28 mm. Als we aannemen dat de ME driemaal de SD
is, dan is de ME naar schatting 0,84 mm, en daarmee
groter dat de aanbevolen waarde van 0,50 mm.
Hier kan geconcludeerd worden dat alhoewel de ME op
KT 1994.XX. 1
35