schau Pact droegen na de Tweede Wereldoorlog bij tot uniforme internationale standaards in de landmeet- kunde en de kartografie, bijvoorbeeld bij uniforme meetkundige grondslagen en uniforme kaartschalen. Doordat een aantal landen de militaire standaards voor civiele toepassingen heeft overgenomen, heeft dit niet onaanzienlijk tot de uniformiteit van de civiele karto grafie bijgedragen. De kaartseries van de landen van het Warchau Pact waren daarbij verregaand gestandaardiseerd wat de gra fische kant van de kaarten betreft. En naar verluidt besloegen de midden en kleinere schaalseries ook grote delen van West-Europa. Hierin zou een basis kunnen liggen voor standaardise- ring van officiele topografische kaarten in Europa: met de overname van militaire kaartseries in de civiele sfeer zou een groot deel van de kartografische eenwording opgelost zijn. Maar er is geen civiel kartograaf die het zichzelf zo makkelijk wil maken. Weliswaar zouden militaire redenen een dergelijk proces niet meer in de weg staan; er zijn echter ook beroepsmatige redenen. Aan de ene kant zijn de meetkundige grondslagen van de individuele staten, in het bijzonder de referentie ellip- soide en de kaartprojectie, in vele civiele kaartseries vervlochten en kunnen slechts met grote moeite ver- vangen worden. Aan de andere kant schrikt men er ook voor terug, omdat de kartografische symboliek in militaire kaarten niet automatisch de passende symboliek voor een topo grafische kaart voor universeel gebruik hoeft te zijn. De staatsverantwoordelijkheid voor de kartering van het land in de vorm van topografische kaartseries heeft de verantwoordelijke diensten in Europa vaak tot toppres- taties gebracht bij het toepassen van kartografische uit- drukkingsmogelijkheden en technieken. Daardoor moeten de officiele kaartseries niet alleen als technische hulpmiddelen worden beschouwd, maar ook als cultuur- documenten met een hoog esthetisch niveau. Dat is wel wat meer dan een gebruikskaart voor het vervullen van een militaire opdracht. Zelfstandige civiele oplossingen Wanneer de civiele kartografen zieh van bovenge- noemde gezichtspunten ook in de toekomst rekenschap willen geven, blijft hen slechts de mogelijkheid over om zelf gestandaardiseerde kaartseries voor heel Europa tot stand te brengen. Dat kan iets heel nieuws en vooruit- strevends zijn of enkel een compromis tussen de bestaande traditionele kaarten. Het laatste lijkt bij een realistische inschatting van de nationale tradities en gevoeligheden waarschijnlijker. In ieder geval zou het een oplossing moeten worden die vermoedelijk alle deel- nemende landen zou dwingen om hun hele kaartseries op die nieuwe leest te schoeien. Met de traditionele kartografische middelen zou dat neerkomen op het opnieuw tekenen, hetgeen - voor- zichtig geschat - alleen voor Duitsland al een bedrag van ca. 3 miljard gülden zou vergen. Dit bedrag Staat op afzienbare termijn waarschijnlijk echter niet ter beschik- king. Het moet ook betwijfeld worden of de kartogra fische werkcapaciteiten van Europa voldoende zouden zijn om zo veel kaarten tegelijkertijd te vervaardigen. Maar vermoedelijk zijn dergelijke afwegingen over- bodig, omdat dergelijke werkzaamheden pas aan de orde zullen zijn op het moment dat de traditionele karto grafische technieken niet meer aan de orde zijn en dat de uitwisseling van een symbolenlijst binnen een geautoma- tiseerde werkwijze bij de vervaardiging van een topogra fische kaart slechts een kleine moeite zal zijn. Voor deze voorspelling pleit de tijd die nodig is voor de benodigde voorbereidingen, zoals het bewerken en afstemmen van de nieuwe inhouds- en symboolspecifi- caties ('kartografische voorschriften'). Alleen al hier- voor is bij een positieve inschatting van een succesvol resultaat van een aanloopperiode van niet minder dan een decennium uit te gaan. Deze grote oplossing is echter ook daarom niet het doel dat reeds thans nagestreefd moet worden, omdat hij niet te verwezenlijken is. Hij zou een dusdanige personele en technische inzet vereisen, dat die naar verwachting door een meerderheid van de Europese staten niet op te brengen is, ondanks de inzet van geautomatiseerde Pro cessen. Daarentegen lijkt een aanpassing in kleine stappen realistischer. Hoe zou een dergelijke gefaseerde oplossing eruit kunnen zien? Een gefaseerde oplossing Bekijkt men de officiele topografische kaarten van de kant van de gebruiker, dan neemt men een behoefte aan standaardisering binnen Europa waar, die zieh op ver- schillende manieren manifesteert. Afgezien van de gewenning aan de symbolentaal en opmaak, die het makkelijk maakt om kaarten in het buitenland te gebrui- ken, is er een serie parameters die de omgang met ana loge kaarten en digitale topografische gegevens kunnen bemoeilijken indien er verschillen zijn. Distributieorgan isatie De moeilijkheden beginnen voor de potentiele gebruiker al met de vraag waar hij de gegevens of kaarten kan verkrijgen. Er zijn maar weinig bedrijven die officiele topografische kaarten uit alle Europese landen of op zijn minst de officiele kaartencatalogi in voorraad hebben1. En wie heeft er nou de verdienstelijke maar dure 'Inventory' van Rolf Böhme (1989)? In elk geval heeft de toenemende vraag naar digitale topografische gegevens ertoe geleid dat binnen CERCO, de organisatie van Europese nationale karteringsdien- sten, over een gemeenschappelijke distributie-organi- satie van gestandaardiseerde en marktgerichte geo-data wordt nagedacht (barwinski, 1993). Feit is echter dat een dergelijk gemeenschappelijk dis- tributiepunt op het moment nog niet eens in Duitsland bestaat. In ieder geval hebben in 1993 de Duitse karte- ringsdiensten en het Institut für Angewandte Geodäsie voor het eerst een gemeenschappelijke kaartencatalogus uitgegeven die een groot deel van hun verscheidenheid aan analoge Produkten bevat. De noodzaak van een centraal distributiepunt moet met KT 1994.XX. 1 43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1994 | | pagina 45