aangetoond dat het kaartwerk van Bos-Niermeijer oor-
spronkelijk was en als zodanig als geestelijk eigendom
door het auteursrecht beschermd werd. Een kernvraag
waaraan voorbij was gegaan!
De verdediging
Het zal duidelijk zijn dat de verdediging gretig inhaakte
op deze verklaringen. Prealabel trachtte zij de dagvaar-
ding nietig te verklaren omdat deze niet vermeldde op
welke druk van de atlas van Bos-Niermeijer de aan-
klacht betrekking had. Indien werd uitgegaan van de
zeventiende druk, versehenen in 1906, dan kon geen
sprake zijn van schending van auteursrechten. Immers
Wolters had in 1882 de vierde druk ingezonden bij het
Departement van Justitie en had daarop voor 50 jaar
auteursrechten verworven. Het bestaande auteursrecht
van deze vierde druk kon volgens de verdedigers niet
worden ingeroepen ter bescherming van de zeventiende
druk daar deze hemelsbreed van de vierde verschilde.
Hun betoog werd door het Openbaar Ministerie ver-
worpen. In de auteurswet van 1881 werd niet over her-
drukken gesproken. Daarin werd het auteursrecht voor
de tijd van 50 jaar toegekend aan uitgaven die binnen
twee maanden na verschijning in duplo bij het Ministerie
van Justitie waren ingediend - hieraan had Wolters in
1882 voldaan - ongeacht de veranderingen die daarin
later zouden worden aangebracht.
Vervolgens becritiseerde de verdediging het 'zeer merk-
waardige' vooronderzoek, gekenmerkt door lange
wachttijden waarin niets gebeurde en de uiterst ver-
traagde verwittiging van de beklaagden. Aan de deskun
digen charge werd voorts partijdigheid verweten daar
zij, alvorens in januari 1910 hun rapport ter griffie in te
dienen, verzuimd hadden de beklaagden te hören. Ver
volgens werd Van Dijk en Van der Geer kwalijk
genomen dat zij zieh niet op de hoogte hadden gesteld
van de wijze waarop schoolatlassen werden vervaardigd.
Zij hadden in hun kritiek voornamelijk gekeken naar
overeenkomsten tussen beide atlassen en te weinig naar
verschillen. Aan ieder die wilde zien moest toch behalve
het afwijkend aantal plaatsen ook de verschillen van
plaatstekens en van Symbolen voor grenzen, tramlijnen
en wateren opvallen.
De verdenking van de Officier van Justitie als zou de
frappante overeenkomst van de titelbladen van beide
atlassen wijzen op een poging van Noordhoff om zijn
Produkt zo veel mogelijk te doen gelijken op de oudere
atlas van Bos-Niermeijer, werd door de verdediging
afgedaan met het verweer dat de naam Bosatlas even
onvermijdelijk als noodzakelijk was. Redacteur R. Bos
had toch bezwaarlijk een andere naam kunnen aan-
nemen.
Het punt dat getuigen charge in gebreke waren
gebleven te bewijzen dat de zogenaamd gekopieerde
gegevens inderdaad geestelijk eigendom van Wolters
waren en dus beschermd werden door het auteursrecht
werd hun zwaar aangerekend. Het was namelijk zeer wel
mogelijk dat Wolters op haar beurt gegevens van
anderen had gebruikt, bijvoorbeeld uit de schoolatlas
van Beekman-Schuiling zoals in een eerdere druk van
Bos-Niermeijer in het voorwoord was vermeld. Ook was
het aannemelijk dat zieh onder de data waarvan over-
name werd verondersteld feitelijke gegevens hadden
bevonden, d.w.z. gegevens die als publiekelijk eigendom
werden beschouwd. Tegen overname hiervan was niets
in te brengen daar feitelijke gegevens volgens de
auteurswet van 1881 geen rechterlijke bescherming
genoten. Alleen aangeklede gegevens die getuigden van
geestelijke arbeid en creativiteit kwamen daarvoor in
aanmerking. Het feit dat deze mogelijkheden niet vol-
doende door Van Dijk en Van der Geer waren over
wogen getuigde volgens de verdediging van een "gren-
zenloze oppervlakkigheid". Met deze uitspraak waren
de verklaringen van de getuigen Charge wel voldoende
gediskwalifieeerd en was de weg vrij voor de uitspraak.
De Officier van Justitie oordeelde de schending van het
auteursrecht bewezen en eiste tegen uitgever en redac
teur boetes van respectievelijk 1000, - en 500, voor
beiden subsidiair een maand hechtenis. De rechtbank
echter achtte de verschillen tussen beide atlassen groter
dan de overeenkomsten en sprak op 26 Oktober 1911
beide gedaagden van het hun ten laste gelegde vrij
In hoger beroep
Tegen het vonnis van de Arrondissementsrechtbank
tekende de Officier van Justitie beroep aan. Dit beroep
werd op 13 en 14 februari 1913 door het Gerechtshof te
Leeuwarden behandeld.
Inmiddels was in 1912 de auteurswet van 1881 door een
nieuwe versie vervangen. Hierin werd nog eens gestipu-
leerd dat ook aardrijkskundige kaarten onder de
beschermde documenten vielen en dat elke gehele of
gedeeltelijke bewerking of nabootsing daarvan welke
niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kon worden
beschouwd strafbaar was.
Te Leeuwarden waren behalve de beklaagden en hun
verdedigers dezelfde getuigen charge en decharge
aanwezig als tijdens het proces te Groningen, met uit-
zondering van directeur Ter Horst die wegens ziekte
verstek moest laten gaan. Tijdens de behandeling
kwamen in feite geen nieuwe gezichtspunten naar voren.
Beklaagden en getuigen bleven bij hun eerder afgegeven
verklaringen. Het verzoek van het Openbaar Ministerie
nieuwe getuigen te hören - eenvoudig te verwezenlijken
daar redacteur Niermeijer in de rechtzaal aanwezig was
en zieh in de pauze met deskundige Van der Geer onder-
hield! werd door het Hof afgewezen daar het zieh
door diverse deskundigen voldoende voorgelicht achtte.
Voor uitgever Ter Horst had de verdediging overigens
nog een vermaning in petto! In plaats van dadelijk naar
het parket te lopen wäre het beter geweest als hij contact
met Noordhoff had gezocht en hem op de overeenkomst
tussen beide atlassen had gewezen. Dat was zijn mense-
lijke plicht geweest! Noordhoff had dan de zaak bin-
nenskamers kunnen onderzoeken en eventueel maatre-
gelen kunnen treffen die onaangenaamheden hadden
KT 1994.XX. 1
51