in kleine verschillen tussen de weer-
gave van het zelfde gebied op overlap-
pende economische kaarten.
De Westermann-kaarten kenmerken
zieh door een goede schaduwering, dit
geldt met name ook voor de themati
sche kaarten; wanneer deze schaduwe
ring dan ook niet aanwezig is op een
kaart, gaat men iets missen. Dat geldt
bijvoorbeeld voor de landbouwover-
zichtskaarten en de economische type-
ringskaarten van de werelddelen. Deze
laatste kan men een weinig gelukkige
greep achten, waar hun typering door
Staatsgrenzen bepaald wordt, hoewel
de inkleuring een veel grotere mate
van detaillering doet veronderstellen.
Overige aspecten
De Diercke Weltatlas wordt geken-
merkt door een Sterke afwisseling van
kartografische weergavemethoden,
hetgeen het ongericht bladeren door
de atlas - en dus ook het zelf op ont-
dekking gaan tot een boeiende aan-
gelegenheid maakt. Bij alle kaarten is
duidelijk aangegeven om welke pro-
jectie het gaat, en de prineipes van
deze projecties worden achterin goed
uitgelegd. Bij de atlas hoort ook weer
een Handboek; dat is echter nog geba-
seerd op de editie van 1988.
Een bijzonder aardig besluit wordt
gevormd door het schutblad achterin
de atlas, met het beeld dat mensen van
hun omgeving hebben: de 'mental
maps' worden hierbij getoetst aan het
aantal malen dat gebieden (positief of
negatief, of beide) in de media
genoemd worden.
Het blijft belangwekkend om kennis
te nemen van nieuwe schoolatlassen in
het Duitse taalgebied, dat, gezien ook
de nieuwe Schweizer Weltatlas
belangrijke stimulansen blijft bieden
op dit gebied. De Diercke-atlas loopt
niet voorop bij de vernieuwing, maar
blijft een gedegen produkt, waaraan
duidelijk te zien blijft dat aan elk
aspect aandacht is besteed.
F.J. Ormeling
Masser, I. M. Blakemore (red.),
Handling geographica! information:
methodology and potential applica-
tions. Harlow, Essex: Longman
Scientific Technical, 1991.
Prijs £35,00. ISBN 0-582-06730-8/
0-470-21792-8.
Naarmate het belang van GIS toenam,
werd ook steeds duidelijker dat niet
voorbij moest worden gegaan aan de
eigenschappen van de verwerkte geo-
grafische informatie en aan de manier
waarop met die informatie moet
worden omgegaan. Met andere
woorden, na de aanvankelijke bena-
drukking van de technische aspecten
van GIS, in termen van hard- en Soft
ware, kwam er terecht meer aandacht
voor de inhoudelijke waarde en wer-
kelijke betekenis van de aan een GIS
ontleende informatie. In dit licht
bezien, behandelt het boek Handling
geographical information een aantal
belangrijke Problemen met betrekking
tot het omgaan met de geografische
informatie in een GIS. Het boek
bestaat uit een methodologisch deel en
uit een deel dat zoveel mogelijk
geschreven is vanuit het standpunt van
de gebruiker van de geografische
informatie en dat meer gericht is op
potentiele toepassingen van GIS (zoals
milieubewaking, het beheersen van
mogelijke natuurlijke en technologi
sche rampen, ruimtelijke planning en
marktanalyses voor commerciele
doeleinden).
Vooral het methodologische gedeelte
is ook zeer interessant voor diegenen,
die zieh vanuit een kartografische
invalshoek met GIS bezighouden. De
sleutelthema's in dit gedeelte zijn
namelijk ruimtelijke analysetech-
nieken, gebiedsinterpolatie, fouten-
voortplanting, het ontwerpen van
gebruikersinterfaces en data-inte-
gratie. Ten aanzien van dit laatste kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan de
GIS-invoerproblematiek met betrek
king tot de integratie van kaartmate-
riaal in verschillende projecties, met
verschillende nauwkeurigheden van
digitaliseren, op verschillende schalen
en met verschillende wijzen van gene-
ralisatie. In het desbetreffende hoofd-
stuk in dit boek rieht de aandacht zieh
met name op de integratie van gege-
vens die betrekking hebben op onge-
lijksoortige, niet-geaggregeerde
gebiedseenheden.
De vijf hoofdstukken in het methodo
logische deel en de vijf andere hoofd
stukken in het deel over de toepas
singen zijn geschreven door erkende
deskundigen (zoals Openshaw,
Maguire, Unwin, Raper en Rhind),
doch wel uitsluitend Britse. De bij-
dragen zijn gebaseerd op de resultaten
van onderzoeken die zijn uitgevoerd
door het 'Regional Research Labora-
tory Initiative' en die zijn betaald door
de 'Economic and Social Research
Council' van het Verenigd Konink-
rijk. Daarmee ligt de nadruk op de
Britse ervaringen met de problema-
tiek.
Een ander potentieel nadeel van een
boek als dit is het gevaar dat het met
zoveel auteurs niet meer is dan een the-
manummer van een vaktijdschrift in
een luxe kaft. De redacteuren Masser
en Blakemore zijn er echter zeer goed
in geslaagd om de eenheid te bewaren,
niet in de laatste plaats door hun uitge-
breide en uitstekende inleidingen.
Bovendien werden de auteurs kenne-
lijk zeer goed gei'nstrueerd en hebben
zij waarschijnlijk ook inzage gekregen
in de concept-bijdragen van hun
mede-auteurs. Dat laatste bleek bij
voorbeeld duidelijk uit het hoofdstuk
van Campbell over de niet te onder-
schatten organisatorische implicaties
van de invoering van een GIS.
Het boek wordt tenslotte uitstekend
afgerond met een uitgebreide con-
clusie van Coppock. Daarin legt hij
niet alleen de verbanden tussen wat
eerder in het boek aan de orde werd
gesteld, maar haalt hij ook twee
aspecten naar voren die volgens hem
van wezenlijk belang zijn voor de suc-
cesvolle ontwikkeling en toepassing
van GIS:
een juist begrip van de kenmerken
van de ruimtelijke gegevens (in
thematisch en in geometrisch
opzicht), met name ook van hun
beperkingen, en
de evaluatie van de behoeften van
de gebruikers van de informatie.
Deze conclusies zijn van groot belang
voor de doelgroepen waar het boek
zieh op rieht: alle GIS-gebruikers en
-Studenten, en daarmee ook de
moderne generatie kartografen.
C.P.J.M. van Elzakker
P. van der Krogt, M. Hameleers P.
van den Brink, Bibliografie van de
geschiedenis van de Kartografie van
de Nederlanden. Utrecht: HES Uitge-
vers BV, Postbus 129, 3500 AC
Utrecht, 1993. 4564 titels, auteursin-
dex, persoonsnamenindex, regionale
index. Formaat 24 x 16, 418 pp.
ISBN 90-6194-158-X. Prijs f69,50.
Er zal wel geen land zijn waar het
apparaat voor de Studie van de
geschiedenis van de kartografie zo
goed ontwikkeld is als in Nederland:
KT 1994. XX. 1
65