onze 'Atlantes' worden overal nage-
volgd, er zijn facsimile-edities van de
meeste belangrijke atlassen uit het ver-
leden en van een aantal belangrijke
kaartseries, de meeste verzamelingen
zijn goed gecatalogiseerd, er is een
kartografische vereniging met speciale
werkgroepen voor zowel kaartbeheer
als geschiedenis van de kartografie
(die beide regelmatig bijeenkomsten
organiseren), er is een apart vaktijd-
schrift en er zijn handboeken op het
gebied van de geschiedenis van de kar
tografie. Het enige wat tot nu toe ont-
brak was een vakbibliografie, en in die
leemte is met het hier besproken werk
voorzien. Er is nu voor de historici
geen enkel excuus meer om niet de
inventarisatiefase voorbij te gaan en
met de echte Studie van het rijke
Nederlandse materiaal te beginnen.
Het opvullen van die leemte is te
danken aan Marc Hameleers en Peter
van der Krogt, later aangevuld door
Paul van den Brink; hun initiatief
voor de produktie van deze biblio-
grafie dateert uit de tijd dat ze alle drie
aan de vakgroep Kartografie, Univer-
siteit Utrecht, verbünden waren.
Naast hun onuitputtelijk enthou-
siasme lijkt hun arbeid tevens moge-
lijk geworden door de door hen ont-
wikkelde expertise op het gebied van
de database-programma's. De door
hen gevolgde procedure was de vol-
gende: in een iteratief proces is een
steeds verder uitgebreide voorlopige
bibliografie ter aanvulling voorgelegd
aan een steeds grotere kring van vak-
collega's; de een-na-laatste versie is tij-
dens het internationaal historisch con-
gres van Uppsala (1991) gepresen-
teerd. De hier thans gedrukt voorlig-
gende bibliografie heeft ten dele
dezelfde functie: naast die van naslag-
werk is er - mede door de vanwege de
Koninklijke Bibliotheek in het voor-
uitzicht gestelde actualisering en aan
vulling van het bestand - nog steeds
de mogelijkheid het materiaal verder
aan te vullen en te actualiseren. Juist
door de nu geboden gelegenheid deze
bibliografie in zijn gedrukte vorm
verder te verspreiden wordt de moge
lijkheid, het materiaal aan te vullen
met gegevens uit bronnen waar de
samenstellers minder vertrouwd mee
zijn, sterk vergroot.
De volgende bronnen zijn gebruikt:
een zestal bibliografieen en Imago
Mundi, Caert-Thresoor, Kartogra-
fisch Tijdschrift, TAG, Historisch-
Geografisch Tijdschrift en Amstelo-
damum. Het Geografisch Tijdschrift
(inclusief Mededelingen van de Karto
grafische sectie van het KNAG),
Kaartbulletin, tijdschriften over de
stad Rotterdam en het Internationaal
Jaarboek voor Kartografie zijn even-
zovele voorbeelden van niet doorge-
werkte tijdschriften. Maar ook uit het
TAG zijn niet alle inmiddels histori
sche artikelen opgenomen: die over de
kartering door de Nederlanders van
Nieuw-Guinea ontbreken bijvoor-
beeld nog. Behalve wellicht met
betrekking tot door de samenstellers
zelf geschreven artikelen is het mate
riaal nog lang niet compleet. Het
materiaal is als volgt afgegrensd:
ruimtelijk is het tot alle artikelen over
de geschiedenis van de kartografie van
de Nederlanden Benelux) beperkt,
taalkundig tot alle artikelen over de
geschiedenis van de kartografie die
versehenen in het Nederlands, en in de
tijd is het materiaal beperkt tot bij-
dragen uit de periode 1850-1990.
Publikaties die contemporaine 19e- of
20e-eeuwse kaarten of karteringen
beschrijven zijn niet opgenomen. Dat
laatste lijkt een moeilijk te controleren
c.q. effectief aan te houden criterium.
De indeling van het materiaal is de vol
gende:
1. Algemene werken
2. Geschiedenis van het vak
3. Kartografische documenten
4. Kaartvervaardiging
5. Kartografen
6. Kartografische documenten ver-
vaardigd in de Nederlanden
7Kartografische documenten van de
Nederlanden
8. Kartografie van overzeese
gebieden en ontdekkingsreizen
9. Studies in het Nederlands over
niet-nederlandse onderwerpen
Het systeem volgens hetgeen de tref-
woorden verder zijn onderverdeeld is
niet direct duidelijk. Bij het trefwoord
Kartobibliografieen bijvoorbeeld,
vindt men eerst een onderverdeling
naar kaartsoorten, dan enige biblio
grafieen van kaarten van speeifieke
personen, dan regionale biblio
grafieen, van de Nederlanden -
Nederland - Holland - Friesland -
Groningen - Drente- Overijssel -
Gelderland - Utrecht - Zeeland -
Noord-Brabant Limburg - Belgie
- Luxemburg. Bij het hoofdje
Negentiende-eeuwse kaarten vindt
men de onderverdeling: Kadaster -
Krayenhoff - Topografische Dienst
Militair-Geografisch Instituut -
Philippe Vandermaelen - Nederland
- Belgie. Soms begint de onderverde
ling met een op de volgorde in de tijd
gebaseerd beginsel, soms op een geo-
grafische, soms op een ander beginsel.
Ook is niet altijd duidelijk waarom of
wanneer het ene artikel bij het hoofdje
Oost-Indie en het andere bij Neder-
lands-Indie is geplaatst.
Voor (Jost- dan wel Nederlands-Indie
wordt trouwens nog veel materiaal
gemist; dat kan niet helemaal liggen
aan het feit dat contemporaine
beschrijvingen niet zijn opgenomen.
Mogelijk door de belangstelling van
de samenstellers is de nadruk wat meer
op personen dan op instellingen
komen te liggen. Wat dat betreft zou
de persoonsindex uitgebreid moeten
worden met de namen van de instel
lingen, zoals Topografische Dienst,
Militair Geografisch Instituut, Wol-
ters-Noordhoff enz. Het moet in de
Nederlanden nog komen tot de
geschiedenissen van die instellingen
(zoals dat in Duitsland deels al gereali-
seerd is, o.a. voor Perthes), en een der-
gelijke ingang zal dat toekomstige
werk vereenvoudigen.
Het gevoel dat overheerst na het door-
werken van dit werk is: wat is er al
ontzettend veel gedaan over de
geschiedenis van de Nederlandse kar
tografie; bij een iets duidelijker inde
ling (of zelf een index naar thema) zou
daarnaast tot uitdrukking zijn
gekomen hoeveel aanknopingspunten
er nog zijn voor toekomstig onder-
zoek. Wat is er bijvoorbeeld nog
weinig versehenen over de theorie van
het vak in het Nederlands; wanneer
men de rubriek Kartografische docu
menten van de Nederlanden bekijkt
kan men als het wäre direct die
gebieden eruit halen waarover nog
geen detailstudies zijn verricht. Men
kan de namen van de kartografen of
landmeters eruit halen waar nog geen
biografieen van zijn versehenen; er
blijkt ook hoe gering de kennis nog is
over het contemporaine gebruik. Ook
als we zo tussen de regels door lezen
brengt de bibliografie, mede door wat
er niet in Staat, een wäre goudmijn van
informatie, en de historisch-karto-
grafen kunnen gelukgewenst worden
met deze gedrukte versie.
F.J. Ormeling
66
KT 1994.XX. 1