heid worden dan verbeeld door variatie in grootte en
onderlinge afstand van de stippen.
Een verdere differentiatie van bebouwd gebied is bereikt
door het aangeven van parken en groenzones (lichtgroen),
historische stadscentra (rood), kantorencomplexen (licht
magenta) en recreatieterreinen (toegevoegde gele stippen).
Apart onderscheiden zijn voorts de bedrijfsterreinen
(industrie, havens) met een conventionele lila kleur en
volkstuinen met oker. Glastuinbouw wordt gesymboliseerd
door een lichtroze verlooptint om aan te geven dat het een
bebouwd, gesloten landschapstype betreft met een hoge
lichtreflectie.
Van vliegvelden wordt het luchthaventerrein lichtgroen
weergegeven, de terreinbegrenzing door een grijze belij-
ning, en het banenpatroon, voor zover aanwezig, met don-
kergrijze lijnen.
Sportparken, golfbanen en begraafplaatsen zijn niet apart
onderscheiden en worden aangegeven met de signatuur
voor park en groenzone.
Binnen de hoofdgroep van de lineaire landschapselementen
vinden we o.a. kanalen en waterlopen (3 klassen), wegen
(4 klassen), spoorwegen (3 klassen), hoogspanningslei-
dingen, dijken, houtwallen en perceelsgrenzen.
In de laatste groep, puntvormige landschapselementen, is
een onderscheid gemaakt in dementen met een (sterk) ver-
ticale component, zoals torens, hoogbouw en molens, en
dementen zonder overheersende hoogtedimensie, zoals
Sporthallen, kasteien en stations. In het landschap hebben
al deze elementen een Sterke visuele 'impact', maar in hoe-
verre ze karteerbaar zijn bij een schaal van 1:200.000
moest nog uit proefkarteringen blijken.
Het relief in de Witsenkaart is aangegeven op plaatsen
waar markante lokale hoogteverschillen optreden, zoals de
overgang van de hoge stuwwallen naar het läge rivieren-
land. Hoewel een traditionele reliefschaduwering in Staat is
om een overtuigende terreinindruk te geven, is in het
legenda-ontwerp gekozen voor kartering van hellingshoe-
ken. Hoe steiler een helling, hoe hoger de grijswaarde van
het onderliggende kleurvlak. Hierbij zijn zes klassen
onderscheiden met een ondergrens van 1 graad. Door deze
keuze kan worden voorkomen dat een groot deel van het
kaartbeeld wordt belast met toegevoegde grijswaarden-
informatie.
Een onderscheid tussen 'droge' en 'natte' delen van
Nederland kan tenslotte worden gemaakt door - gebruik-
makend van informatie over grondwatertrappen uit de
Bodemkaart - extra geel of cyaan toe te voegen aan de
grondgebruikssignatuur van relatief droge, respectievelijk
relatief natte gebieden. Een beperking van dit principe tot
grondgebruiksklassen met een grote areale uitgestrektheid
is dan wel nodig om een nog enigszins leesbaar kaartbeeld
over te houden. Uit proefkaarten is gebleken dat droog-nat
differentiatie van alleen grasland/weiland al voldoende is.
Toepassing van het legenda-ontwerp in een
proefgebied
Voor het testen van het legenda-ontwerp in een concrete
ruimtelijke samenhang werd een proefgebied geselecteerd,
dat aan de volgende eisen moest voldoen:
een grote variatie aan landschapstypen en landschaps-
overgangen, zodat zoveel mogelijk legenda-onderdelen
in een landschappelijke context getoetst konden wor
den;
enerzijds klein genoeg om in körte tijd een proefkaart
te kunnen realiseren, en anderzijds groot genoeg om
een overtuigende indruk te geven van hoe de
Witsenkaart er uit zou gaan zien;
de uitsnede moest zo worden gekozen dat vergelijking
mogelijk was met al bestaande ontwerpen voor de
Witsenkaart;
selectie van een uitsnede die samenvalt met de blad-
indeling van de Topografische Dienst was aan te beve-
len omdat dit praktische voordelen zou opleveren bij
de gegevensinwinning.
Het uiteindelijk op deze basis geselecteerde proefgebied
bevindt zieh in Midden-Nederland, op de grens van de
Utrechtse Heuvelrug, het Utrechtse veen-weidegebied en
het rivierengebied (zie figuur 1).
Vrijwel alle legenda-elementen, afgezien van de getijde-
wateren, duinen, kwelders en bollenvelden, kunnen in dit
gebied getest worden. De omvang is 20 bij 25 kilometer,
zodat bij een schaal van 1:200.000 een proefkaartje van 10
bij 12,5 centimeter ontstaat en er bovendien bij een werk-
schaal van 1:100.000 nog proefuitdraaien op A4-formaat
kunnen worden gerealiseerd.
Ten behoeve van een snelle realisatie van deze kaart en
behoud van de mogelijkheid tot manipulatie en aanpassing
van het legenda-ontwerp is gekozen voor een systemati
sche, laagsgewijze informatieopbouw op een Macintosh-
platform met het tekenpakket FreeHand 3.1.
Per legenda-element werd het proefgebied gei'nventari-
seerd, waarbij voorlopig analoog kaartmateriaal als bron
werd gebruikt. De resultaten werden op tekenfilm vastge-
legd op schaal 1:50.000. Deze films werden gescand en
verkleind tot 1:100.000, waarna digitalisering op scherm
plaatsvond, gevolgd door lijn- en vlakcodering aan de hand
van het legenda-ontwerp. Van het resulterende gegevens-
bestand werden met verschillende uitvoerapparaten en op
diverse schalen proefuitdraaien gemaakt, alsmede fotogra
fische verkleiningen, zodat het kaartbeeld op de uiteindelij-
ke schaal van 1:200.000 kon worden beoordeeld.
Figuur 2 geeft een indruk van het resultaat.
Evaluatie van de proefkaart Utrecht
Het kaartontwerp werd beoordeeld op esthetische en
(karto-)grafische kwaliteit, en onderworpen aan een toet-
sing met behulp van de abstracte termen die bij de inventa-
risatiefase relevant voor het ontwerp werden bevonden. Dit
laatste komt overeen met een toetsing van het ontwerp aan
de uitgangspunten voor de Witsenkaart. Tevens is het
kaartbeeld vergeleken met de ontwerpen voor de
Witsenkaart van Bureau Mammoet en VillaNova en met
een aantal andere landschapsbeelden. Tenslotte is door toe-
komstige gebruikers - medewerkers van de RPD - com-
KT 1994.XX.2
32