mentaar geleverd op de proefexemplaren. Na de verschillende beoordelingsfasen konden de volgende conclusies worden getrokken: De complexiteit van het kaartbeeld is (te) groot, waar- door de leesbaarheid afneemt. Vooral het aantal punt- symbolen zou kunnen worden gereduceerd. Het landschapsbelevingsaspect komt in het algemeen goed tot zijn recht, al is er een zekere onevenwichtig- heid in 'belevingsdetail' tussen het landelijk gebied (relatief veel differentiatie) en het stedelijk gebied (minder differentiatie). Het ontbreken van informatie over bebouwingsdichtheden in stedelijke gebieden is hierbij van belang. Er wordt dan ook voorgesteld om bebouwingsdichtheden in grote Steden (globaal over- eenkomend met de ouderdom van stadswijken) op te nemen in het kaartontwerp. Het enige deelaspect van de ruimtelijke kwaliteit dat in het kaartontwerp niet wordt gehonoreerd, is de ver- keersdynamiek. Het is namelijk grafisch niet mogelijk om de intensiteit van het verkeer overtuigend weer te geven zönder dat strijdigheid optreedt met het centrale kaartthema, landschapsbeleving. AI eerder werd vast- gesteld dat grafische overdrijving van de infrastructuur in de Witsenkaart vermeden zou moeten worden. Het huidige ontwerp voor de Witsenkaart geeft in ver- gelijking met bestaande kaarten en kaartontwerpen de meest uitgebreide invulling aan het thema 'landschaps beleving'. Toekomstige gebruikers oordeelden dat het kaartbeeld harmonieus en goed leesbaar is. Het is dui- delijk dat 'de' belevingskaart van Nederland niet bestaat en ook niet gerealiseerd kan worden, maar zo'n kaart wordt door het huidige ontwerp op verantwoorde wijze benaderd. Voor een goede beoordeling van het kaartontwerp ver dient het aanbeveling om een nieuwe proefkaart te maken met een grotere beelduitsnede, samengesteld op basis van beschikbare digitale bestanden en met hoge resolutie uitvoer. Als proefgebied werd de Randstad gekozen (figuur 1 Digitale realisatie Tot nu toe werd steeds geprobeerd om een kaartontwerp te realiseren dat zoveel mogelijk aan het ideaalbeeld voor de Witsenkaart zou voldoen, zonder dat daarbij beperkingen als beschikbaarheid en omvang van eventuele digitale bestanden een rol speelden. In de volgende fase van het project moest geprobeerd worden dat ideaalbeeld te berei- ken, of in ieder geval te benaderen, met behulp van beschikbare digitale bronnen, beschikbare apparatuur en programmatuur en volgens een passend produktieproces. Allereerst werd een inventarisatie gemaakt van beschikbare digitale bestanden, hun eigenschappen en eventuele kosten. Verder werd onderzocht hoe (selecties uit) de bestanden bewerkt en gei'ntegreerd konden worden tot een Witsenbestand, als voorloper van de gedrukte Witsenkaart. De belangrijkste basisbestanden die werden geselecteerd zijn (zie figuur 4): KT 1994.XX.2 1. Het BAsisbestand Ruimtelijke Structuur (BARS); dit bij de RPD ontwikkelde vectorbestand van heel Nederland bevat gedetailleerde informatie over het grondgebruik. Het is opgebouwd met behulp van ARC/INFO op basis van vooral topografische kaarten op de schalen 1:25.000 en 1:50.000, en wordt geregeld geactualiseerd. Het BARS is bij zonder geschikt als basisbestand voor de Witsenkaart omdat: veel legenda-onderdelen ervan ook in het ontwerp van de Witsenkaart voorkomen; diverse andere legenda-onderdelen van de Witsenkaart door veelal eenvoudige bewerking - zoals samenvoe- ging, uitsplitsing of digitale versnijding - eruit afgeleid kunnen worden; het bestand is opgebouwd in een GIS-omgeving die bijzonder geschikt is voor de invoer, bewerking en integratie van grote gegevensbestanden. Tegenover deze voordelen staan als nadelen de Sterke detaillering van het BARS, en het feit dat de legendacate- gorie 'overig grondgebruik' een wel erg groot gedeelte van het Nederlandse grondgebied onbenoemd laat. Voor de Witsenkaart werd daarom een gegeneraliseerde versie van het BARS aangemaakt. Voor een schaal 1:200.000 bleken BARS-polygonen met een oppervlakte kleiner dan vijf hectare geelimineerd te kunnen worden, zonder dat dit leidde tot oversimplificatie van het kaart beeld. Door samenvoeging van een aantal BARS-catego- rieen konden verder grotere polygonen gevormd worden, waarna verwijdering van binnengrenzen ('dissolving') tevens tot reductie van de bestandsomvang leidde. 2. De Bodemkaart van Nederland 1:250.000dit door het Staring Centrum opgebouwde ARC/INFO-vectorbestand met een landelijke bedekking is voor de Witsenkaart niet zozeer vanwege de informatie betreffende de bodemop- bouw, maar vanwege de daaraan gekoppelde informatie over de gemiddelde grondwaterstand, waaruit in principe een beeld van relatief natte en relatief droge delen van Nederland kan worden afgeleid, van belang. De Bodemkaart van Nederland 1:50.000 geeft gedetailleerde informatie door zeven grondwatertrappen te onderscheiden; in de kaart 1:250.000 worden vijf klassen weergegeven. en de begrenzingen zijn aangepast aan die van de bodemkun- dige eenheden. Uit het 1125.000-bestand konden de drie gezochte globale bodemvochtigheidsklassen (nat. gemid- deld, droog) door het opstellen van eenvoudige beslissings- regels worden afgeleid (figuur 3). De digitale bodemkaart is ook gebruikt als referentiebe- stand voor de interpretatie van de BARS-categorie 'woeste grond' en als aanvulling op het gegeneraliseerde BARS (met name voor uiterwaarden en periodiek droogvallende wadgronden). 3. De Landelijke Grondgebruiksdatabank Nederland (LGN): een rasterbestand van het grondgebruik van heel Nederland, dat werd ontwikkeld door het Staring Centrum in samenwerking met DHV Raadgevend Ingenieursbureau BV. Het is gemaakt met een ERDAS-beeldverwerkingssys- teem op basis van LANDSAT-gegevens uit augustus 1986 ('LGN1'). Voor de Witsenkaart is de FGN van belang omdat het veel en gedetailleerde informatie geeft over het 33

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1994 | | pagina 35