iLl ull llllllll Figuur 6. Frequentiediagram kaartgegevens. horizontale as is het aantal punten wat een kaart heeft ges- coord weergegeven. Op de verticale as is de frequentie, het aantal kaarten dat dezelfde score heeft gehaald, uitgezet. De classificatie van de kaarten luidt als volgt: 10-18 punten: siecht 19-27 punten: matig 28-31 punten: voldoende 32-36 punten: goed 37-46 punten: zeer goed Uit het diagram blijkt dat de meeste kaarten als 'voldoende' of 'goed' zijn geclassificeerd. De leesbaarheid Voor het testen van de leesbaarheid zijn een aantal proef- personen ingeschakeld. De leesbaarheid is een subjectief begrip. De een zal meer beinvloed worden door een bepaal- de kleur, lettertype of symbolisatie dan de ander. Hierdoor kan deze test niet door de onderzoeker alleen worden afge- legd; er zijn proefpersonen nodig. Deze personen krijgen een aantal vragen voorgeschoteld die ze met behulp van de kaart rnoeten oplossen. De tijdsduur van deze opdrachten wordt gemeten. De respondenten zijn gekozen uit een homogene groep: Studenten en universiteitsmedewerkers. Hierdoor is er sprake van een vergelijkbaar ontwikkelings- en intelligentiepeil, wat echter niet representatief is voor de gemiddelde kaartgebruiker: de toerist. Echter ook tussen deze respondenten onderling is verschil in intelligentie waarschijnlijk. De gemiddelde score zal wellicht verschil- len met een representatieve steekproef, maar de onderlinge rangorde van de kaarten zal dezelfde zijn; het kwaliteitsver- schil van de kaarten blijft gelijk. De testvragen Bij het ontwerpen van de vragen is zoveel mogelijk reke- ning gehouden met een realistische situatie waarin een kaart gebruikt kan worden. Alle vragen hebben betrekking op het centrum van de Steden. Ze zijn zo opgesteld dat gebruik van het register onontbeerlijk is, vooropgesteld dat de respon- dent geen voorkennis over de te onderzoeken stad heeft. Door het gebruik van een register om de lokatie van een straat te vinden wordt tevens de leesbaarheid van het regis ter onderzocht. Per stad zijn vier verschillende vragen ontworpen. Bij vraagtype 1 moet de respondent het dichtstbijzijnde metrostation of bushalte vinden bij een bepaalde lokatie. Deze lokatie moet door de respondent opgezocht worden in het register. Bij de uitvoering van deze opdracht wordt de leesbaarheid van Symbolen gemeten. De respondent moet bij de tweede vraag de kortste weg tus sen twee punten vinden. De route is zo gekozen dat enkele alternatieve trajecten ook mogelijk zijn. Door de kortste afstand te schatten moet de respondent tot het juiste ant- woord komen. Vragen drie en vier behandelen een situatie waar de kaart gebruiker wandelend door de stad een object tegenkomt waarvan hij de naam wil weten. Zo'n object kan een brug, kanaal, meer, rivier of park zijn. Het aantal vragen was tot vier beperkt om te voorkomen dat de respondent vermoeidheidsverschijnselen zou gaan verto nen. Door vermoeidheid krijgt de respondent te maken met concentratieverlies, hetgeen invloed heeft op het resultaat. De respondenten In het voorafgaande is al opgemerkt dat de respondenten een homogene groep vormen. Dit is geen probleem omdat de kaarten dezelfde leesbaarheidsrangorde houden als bij een test met meer representatieve respondenten. Waar wel rekening mee moet worden gehouden, is de kaartleesexpertise van de respondent, de voorkennis van een of meerdere Steden, en de toename in ervaring tijdens de kaartleestest. De methode waarop de individuele kaart- leeskwaliteit is uitgeschakeld wordt in een aparte paragraaf (invloed respondenten) behandeld. Het is mogelijk dat een respondent een van de Steden zeer goed kent, doordat hij öf in de stad woont, öf regelmatig naar de betreffende stad reist. Wanneer tijdens de test blijkt dat de respondent te veel voorkennis heeft (door bijvoor- beeld geen register te raadplegen) en de gevraagde lokatie direct vindt, wordt het resultaat van die betreffende respon dent uit het bestand geschrapt. Door toename van de ervaring in kaartlezen tijdens de kaartleesoefening is het mogelijk dat de respondent de late- re vragen met meer gemak beantwoordt. Om dit tegen te gaan waren de volgende maatregelen getroffen: De respondent kreeg in totaal vier vragen, waarbij elk vraagtype vertegenwoordigd is. De volgorde van de vier vragen is door de Computer willekeurig bepaald. Elke vraag die de respondent krijgt behandelt een ande re stad. Door de Steden in vier categorieen in te delen is het mogelijk om te voorkomen dat de respondent meer dere vragen over Steden van een land of regio krijgt. De vier categorieen zijn bepaald door hun afstand ten opzichte van Nederland en de importantie van de stad voor de toerist. Wanneer men een kaart onder ogen krijgt, neemt men informatie op over het kaartontwerp en de legendasym- bolen. Deze kennis zou men kunnen gebruiken voor het beantwoorden van een volgende vraag over een kaart met hetzelfde ontwerp en legendasymbolen. De kaarten zijn daarom in vier categorieen ondergebracht. De respondent krijgt op deze manier vier kaarten onder KT 1994.XX.2 51 18 16 14 12 10- h 30

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1994 | | pagina 53