nen. In 1552 verhuisde hij naar Duisburg, waar hij een kans
meende te maken op een professoraat aan de aldaar te stich-
ten universiteit. Dat ging niet door; pas in 1655 kreeg Duis
burg een universiteit die tot 1818 bleef bestaan. De nieuwe
universiteit, die in 1972 is opgericht, heet sedert 1994 Ger
hard Mercator Universität. In Duisburg vervaardigde Mer-
cator diverse belangrijke wandkaarten: een van Europa
(1554), van de Britse eilanden (1564) en wellicht zijn
bekendste kaart, de grote wereldkaart in de Mercator-pro-
jectie (1569).
Daama begon Mercator aan een enorm project, waaraan hij
de rest van zijn leven wijdde en dat hij bij zijn dood onvol-
tooid achterliet: de allesomvattende kosmografie.
Mercators kosmografie
De hertog van Kleef benoemde Mercator in 1563 tot zijn
kosmograaf. Orn een echte kosmograaf te zijn begon Mer
cator vanaf die tijd ideeen te ontwikkelen voor een reusach-
tig kosmografisch werk, waarin een volledige beschrijving
van de hemel, van de aarde en van de mensheid gegeven
zou worden. In de kosmografie zou een samenvatting gege
ven worden van de schepping, de astronomie, geologie,
oude en nieuwe geografie, ethnografie, politieke geschiede-
nis en Chronologie7. Mercators noodlot was zijn weten-
schappelijke instelling. Hij Steide publikatie uit in de hoop
dat er nieuwe informatie zou komen. Van het kartografisch
gedeelte van zijn kosmografie is slechts ongeveer de helft
gerealiseerd, van de rest alleen de Chronologie en het schep-
pingsverhaal. In 1578 publiceerde hij het deel over de oude
geografie in de vorm van de kaarten van Ptolemaeus met
een index van de plaatsnamen. Hij schonk zijn vriend Wer
ner von Gymnich een exemplaar van deze Ptolemaeus-uit-
gave en kondigde in een begeleidend schrijven alvast het
volgende deel van zijn kosmografie aan: "Ick heb nu voor
handen die nieuwe geographie aller landen, te weten so sij
nu ghelegen unde bescreven sijn unn sullen weinich min als
hondert carten werden, die Nederlanden mit Vranckrijck
unde Duytslant heb ick ierst voorgenomen, want ick daer
die volcomenste descriptien van hebbe, Italien heb ick in
negen particuliere stucken bedeilt enn een universael, sullen
also thien Charten werden behalve Siciliam Corsicam und
Sardiniam die men oec bij Italiam plach te voeghen"8. Eerst
zeven jaar na deze aankondiging, in 1585, had Mercator het
eerste deel van zijn 'moderne geografie' gereed. Het kaart-
boek bevat 51 kaarten in drie series: 16 van Frankrijk, 9
van de Nederlanden en 26 van Duitsland. Op de achterzijde
van elke kaart Staat een overzicht van de staatkundige en
kerkelijke indeling van het afgebeelde gebied. Elke serie
heeft een eigen titelpagina: Galliae Tabulae Geographicae,
Belgii Inferioris Geographicae Tabulae en Germaniae
tabulae geographicae. In 1589 volgde een Vierde serie met
22 kaarten van Italie, de Balkan en Griekenland: Italiae,
Sclavoniae et Graeciae tabulae geographicae9. Italie is ver-
tegenwoordigd door een overzichtskaart en 12 deelkaarten,
dus twee meer dan hij aanvankelijk dacht.
Toen Mercator overleed had hij 29 verdere kaarten gereed.
Deze kaarten omvatten de Noordpool, IJsland, de Britse
Eilanden en de landen in Noord- en Oost-Europa. In totaal
had hij 102 van deze Tabulae Geographicae vervaardigd en
zijn werk bleef onvoltooid. Spanje ontbreekt geheel, even-
als deelkaarten van de continenten.
Het achterliggende idee van dit deel van Mercators kosmo
grafie kwam overeen met dat van het Theatrum Orbis Ter-
rarum van Abraham Ortelius, dat al in 1570 versehenen
was. Ook Ortelius gaf een aantal kaarten met informatie in
tekstvorm over de afgebeelde gebieden op de achterzijde
van de kaarten. Hoewel hun beider werk in een 'atlas avant-
la-lettreresulteerde, waren de werkwijzen van Ortelius en
Mercator totaal verschillend. Ortelius verschafte zieh de
meest moderne kaarten en tekende deze over op het formaat
van zijn Theatrum Orbis Terrarum. Vermelding van de ori-
ginele auteur op de kaart werkte als een soort reclame voor
de waarde van de atlas.
Mercators kaarten waren resultaat van een zorgvuldige
bestudering van de basiskaarten en reisverslagen en het
omwerken daarvan tot een nieuw kartografisch produkt.
Het is dan ook zeer terecht dat op zijn kaarten alleen zijn
eigen naam als auteur voorkomt. Maar, zoals reeds opge-
merkt, hij werkte langzaam en het is daarom niet verwon-
derlijk dat hij zijn atlas niet heeft kunnen voltooien.
De posthume uitgave
Bij zijn dood liet Mercator 29 nog niet gepubliceerde kaar
ten achter en een tekst over de schepping, die bestemd was
voor het eerste deel van zijn kosmografie. Als een eerbe-
wijs aan zijn vader, maar waarschijnlijk ook niet zonder
commerciele redenen, poogde zijn zoon Rumold Mercator
het nagelaten werk van zijn vader zo compleet mogelijk uit
te geven.
Een jaar na de dood van zijn vader publiceerde Rumold
alles wat hij had van de Atlas, behalve de Ptolemaei'sche
kaarten en de Chronologie. Deze uitgave bevat een nieuwe
editie van de vier series kaarten uit 1585 en 1589 en de eer
ste uitgave van de 29 resterende kaarten10. Om een meer
complete wereldatlas te krijgen voegde Rumold zijn eigen
wereldkaart uit 1587, zijn kleine kaart van Europa en drie
kaarten van de continenten Afrika, Azie en Amerika toe.
Deze drie laatste kaarten zijn gegraveerd door Rumolds
neven Gerard Mercator junior en Michael Mercator, zoons
van zijn broer Arnold Mercator, en gekopieerd van de grote
wereldkaart uit 1569.
De kaarten worden voorafgegaan door een hoeveelheid
tekst met de gebruikelijke lofdichten en aanbevelingsbrie-
ven, gevolgd door een vrijwel zeker nog door Mercator
geschreven Praefatio in Atlantem en zijn nagelaten werk
over de schepping, De Mundi Creatione et Fabrica Liber11
Het werk heeft twee titelpagina's (behalve de vier die elke
serie kaarten voorafgaat). De eerste geldt voor het hele
werk en toont de titel Atlas sive Cosmographicae Medita-
tiones de Fabrica Mundi et Fabricati Figura. De tweede
draagt de naam Atlantis Pars Altera (Het tweede deel van
de Atlas). Deze titel wordt door Koeman beschouwd als
titel voor de vijfde serie kaarten, dus de kaarten van de
wereld, de continenten en Noord- en Oost-Europa. In dat
12
KT 1994.XX.3