gegevensbestand opgeslagen temporele gegevens kan benaderen. Diverse poten- tiele zoekmethoden en gegevensstructu- ren worden in detail besproken. Het hierop volgende hoofdstuk vergelijkt in detail een aantal geselecteerde toe- gangs- en bevragingsmethodieken. Het laatste hoofdstuk geeft een aantal con- clusies en aanbevelingen. Het boek leest prettig en is redelijk geillustreerd. Voor de GIS-gebruiker die een inzicht wil krijgen in de temporele problematiek is het boek aan te bevelen. M.J. Kraak Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat - Directie Flevoland, Geologische en hodemkundige atlas van het IJsselmeer. Lelystad: Bibliotheek Rijkswaterstaat - Directie Flevoland (Postbus 600, 8200 AP Lelystad), 1993. 12 kaartbla- den en een toelichtingsblad, in draagba- re cassette. Formaat 51 x 35 cm. ISBN 90-369-1107-9. Prijs f147,50. Deze Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer is samengesteld door de Hoofdafdeling Landinrichting van Rijkswaterstaat, Directie Flevoland, aan de hand van boorgegevens en lodin- gen uitgevoerd in verband met het Zui- derzeeproject. De gegevens zijn verza- meld door de Directie Zuiderzeewerken en de Rijksdienst voor de IJsselmeerpol- ders, sinds 1988 geintegreerd tot Directie Flevoland. De atlas beoogt inzicht te geven in de samenstelling, verbreiding, dikte en diepteligging van afzettingen uit het holocene en enkele afzettingen uit het pleistocene tijdvak en dient als naslagwerk voor geologische en bodem kundige aspecten van het IJsselmeer. De kaarten zijn vervaardigd tussen 1975 en 1991 en bijgewerkt met recente gege vens, gebaseerd op 1500 onderwaterbo- ringen sinds de jaren twintig, resulterend in een boordichtheid van 1,31 boring per Vierkante kilometer. Alle kaarten zijn weergegeven op schaal 1100.000. Stuk voor stuk zijn de bladen goed verzorgd, voorzien van een verhelderende toelich- ting en een duidelijke legenda. De bladtitels luiden: Blad 1 -Toelich- ting, Blad 2 - Diepteligging meerbodem, Blad 3 - Geologische kaart, Blad 4 - Waterbodemkaart, Blad 5 - Toplaag waterbodem, Blad 6 - Diepteligging kei- leem en Eemklei, Blad 7 - Diepteligging pleistoceen oppervlak, Blad 8 - Dikte holocene afzettingen, Blad 9 - Dieptelig ging oude getijde afzettingen, Blad 10 - Dikte holocene klei- en veenlagen, Blad 11 - Dikte holoceen zeezand, Blad 12 - Dikte IJsselmeer afzettingen, Blad 13 - Zandwinkaart. Een onvolkomenheid betreft de weerga- ve van keileem- en zandwinputten, die op elk van de kaartbladen is meegeno- men en orn die reden klaarblijkelijk als een van de orientaties tussen de kaartbla den onderling dient. Op de diepte- en diktekaarten (legenda met een specifieke kleurtoon in verlopende intensiteiten) worden keileem- en zandwinputten in grijs weergegeven. Dit heeft tot gevolg dat op die plaatsen een menging met een specifieke kleur/intensiteit ontstaat. AI leidt dit niet tot grote misverstanden, een eenvoudig lijnraster had dit probleem kunnen voorkomen. Op de waterbodem kaart worden keileem- en zandwinputten weergegeven in de kleur van een van de bodemtextuureenheden (namelijk zware zavel), met als gevolg dat de putlocaties binnen die specifieke eenheid onherken- baar worden. Onduidelijk is ook of klei ne kaarteenheden met die textuurklasse nu automatisch opgevat dienen te wor den als keileem- of zandwinputten. Ook hier zou een combinatie met een lijnras ter duidelijkheid hebben kunnen bieden. Voor de waterbodemkaart is een origine- le aanpak geintroduceerd. De kaart beoogt de bodemgesteldheid tot 80 cm in drie lagen weer te geven. De kleur van het kaartvlak weerspiegelt de textuur van de bovengrond tot 25 cm. Met behulp van concentrische cirkels op representa- tieve plekken (boorlocaties?) zijn de onderste twee lagen beschreven (buiten- ste cirkel voor 25-50 cm, binnenste cir- kel voor 50-80 cm). Nadeel van deze aanpak is dat zo alleen een goed ruimte- lijk beeld van de bovengrondtextuur (0-25 cm) wordt verkregen. Volgens de toelichting is de bovengrond echter bepalend voor de toplaag van de water bodem (0-5 cm), het thema van blad 5. Het is dan ook niet zo vreemd dat het ruimtelijke spreidingsbeeld van de bla den 4 en 5 bijzonder veel overeenkomst vertoont en de kartografische informatie- inhoud weinig verschilt. De atlas is het resultaat van een bijzon der initiatief om de binnen de Directie Flevoland door de jaren verzamelde veelheid aan gegevens op een aantrekke- lijke wijze aan het daarin gei'nteresseerde publiek te presenteren. Eerder (in 1991) resulteerde dat al in de Geohydrologi- sche Atlas IJsselmeergebied. R.M. Hootsmans D. Grünreich en J. Dodt, Kartographi sche Schriften Band 1: Kartographie und Geo-Informationssysteme - Grundlagen, Entwicklungsstand und Trends. Deutsche Gesellschaft für Kar tographie e.V., AK Kartographie und Geo-Informationssysteme. Bonn: Kirsch baum Verlag, 1993. 140 pp, 62 ill. For maat 23 x 17 cm. ISBN 3-7812-1327-7. Prijs DM 45. Tijdens de 40e Duitse Kartografendag 1991in Hannover werd besloten tot de oprichting van een werkgroep Kartogra- fie en Geo-informatiesystemen binnen de Deutsche Gesellschaft für Kartograp hie (DGfK), onder voorzitterschap van prof.dr. Dietmar Grünreich (Universiteit Hannover). Het eerste Seminar van de nieuwe werkgroep werd in 1993 in Han nover georganiseerd. De voordrachten zijn gebundeld in deze eerste uitgave van de Kartographische Schriften, die als het equivalent van de NVK publikatiereeks te beschouwen is. Redacteur Jürgen Dodt heeft de brede variatie aan onder- werpen onderverdeeld in een deel 'Theo retische en technische basis' en een deel 'Praktische toepassingen'. In zijn voorwoord wijst prof.dr. Ulrich Freitag (voorzitter van de DGfK) erop dat er een duidelijk verschil bestaat tus sen de werkgroep Kartografie en Geo- informatiesystemen en de al langer ope- rerende werkgroep Automatisering in de kartografie. De overeenkomst tussen de werkgroepen is echter dat beide worden geconfronteerd met de in Duitsland regelmatig terugkerende discussie rond de vraag of de kartografie een aanhang- sel van GIS is of GIS een uitbreiding van de kartografie inhoudt. Dietmar Grünreich geeft in het eerste deel een overzichtelijke weergave van de stand van zaken in de digitale kartogra fie. Een belangrijke opmerking betreft het verbeteren van de samenwerking tus sen de producenten van geo-informatie, de onderzoeksinstituten en de systeemfa- brikanten, waarbij het gemeenschappelij- ke doel, namelijk het dienen van de ruimtelijke kennisbemiddeling, niet uit het oog mag worden verloren. Alleen dan ziet hij een succesvolle verdere ont- wikkeling van de digitale kartografie. Daarna geeft Wolfgang Kainz (ITC Enschede) een heldere verhandeling over de fundamenten van de multidisciplinai- re geo-informatica. In zijn Schema voor ruimtelijke informatiesystemen plaatst hij visualisatie op een belangrijke plaats als interface tussen gegevensbank en ruimtelijke analyses enerzijds en de sys- 38 KT 1994.XX.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1994 | | pagina 40