gegevens beschikbaar komen, en dat toekomstige papieren
edities van deze digitale atlas zullen worden afgeleid.
Een aantal regionale bathymetrische projecten is met de
GEBCO verbonden. In 1972 besloten de IOC en een aantal
andere organisaties (waaronder ook verscheidene hydrogra-
fische diensten van lidstaten van de IHO) om met betrek-
king tot de mate van detail en de schaal verder te gaan dan
de GEBCO: ze begonnen met de International Bathymetric
Chart of the Mediterranean (IBCM), die van 1974 tot 1978
uitkwam. De IBCM bestaat niet alleen uit een aantal bathy
metrische bladen, maar omvat ook bladen die een aantal
andere geofysische verschijnselen afbeelden. Het succes
van de IBCM heeft tot een aantal andere regionale projec
ten geleid. Op het ogenblik gaat het om de volgende:
de International Bathymetric Chart of the Caribbean
Sea and Gulf of Mexico (IBCCA);
de International Bathymetric Chart of the Central Eas-
tern Atlantic (IBCEA);
de International Bathymetric Chart of the Western
Indian Ocean (IBCWIO);
de International Bathymetric Chart of the western Paci
fic (IBCWP).
De kaarten van al deze series worden op een aanmerkelijk
grotere schaal uitgebracht dan de GEBCO; ze zijn ook gedi-
gitaliseerd en zijn mede opgenomen op de CD-ROM van de
GEBCO Digitale Atlas.
Hoewel de IHO slechts zijdelings betrokken is bij de pro-
duktie van deze regionale bathymetrische kaarten, is zij wel
actief betrokken bij het vaststellen van de namen van onder-
zeese objecten. Ze vervult de functie van secretariaat met
betrekking tot de goedkeuring van voorgestelde namen,
zowel voor waar het namen voor de regionale series betreft
als van de GEBCO zelf. De IHO produceert nu publikatie
B-8, Gazetteer of Geographical Names of Undersea Featu
res in digitale vorm.
Kijkt men naar de toekomst van dit historische programma.
dan zijn er nog geen tekenen van een afname van de activi-
teiten. Het instellen van deze digitale gegevensbestanden
zal tot een gevarieerder en meer intens gebruik van de
gegevens leiden dan mogelijk was bij de vorige papieren
weergave. Tot die nieuwe mogelijkheden hören onder ande
re de driedimensionale weergave en de invoer in wiskundi-
ge modellen van verschillende oceanografische processen.
Uniformiteit van zeekaarten en documenten
Het tweede werkprogramma, standaardisatie van zeekaar
ten, is zeer breed. Gedurende zijn gehele bestaan heeft de
IHO de lidstaten aangemoedigd om tot een grotere unifor
miteit in hun produkten te komen. Voor-de-hand-liggende
onderwerpen daarbij waren natuurlijk de dieptematen en de
gebruikte talen. De pogingen om het eens te worden over
het gebruik van het metrische systeem van eenheden zijn
uiteindelijk bekroond met het overgaan op de meter als een-
heid voor zeekaarten door de Verenigde Staten. Het pro-
bleem van het gebruik van verschillende talen is kleiner
geworden door het eens te worden over een vaste serie van
Symbolen. Overeenkomst over meer technische onderwer
pen, zoals gemeenschappelijke horizontale en verticale
referentievlakken, komt langzaam dichterbij. Maar de
grootste vooruitgang is geboekt met de ontwikkeling van
een groot aantal gedetailleerde specificaties voor zeekaarten
en, daarmee samenhangend, de ontwikkeling van de INTer-
nationale zeekaartenserie.
In vroeger jaren werd uniformiteit in zeekaarten en bijbeho-
rende publikaties bereikt door discussie tijdens de om de
vijf jaar gehouden IHO-conferenties, en eventuele overeen-
stemming over technische resoluties die daarop werden
ingediend. In 1977 werd er een Chart Specifications Com-
mittee (een commissie die de specificaties voor de zeekaart
moest vaststellen) ingesteld, en het werk van deze commis
sie leidde tot de publikatie van de Chart Specifications of
the IHO (iho, 1988). Deze specificaties worden geprodu-
ceerd in zes secties, die elk aspect van het ontwerp van de
zeekaart en van de weergave afdekken. Ze vormen samen
de complete set van richtlijnen voor de kartograaf die zee
kaarten vervaardigt. Als uitwerking van deze voorschriften
bestaan er drie publikaties bekend onder de naam INT
Chart 1, 2 en 3. De eerste daarvan is een volledige meertali-
ge legenda van alle Symbolen en kleuren die gebruikt moe-
ten worden om aan de richtlijnen te voldoen. INT Chart 2 is
een kaartblad dat laat zien hoe het kader, randverdelingen,
het ruitennet en de schaalstok op zeekaarten moeten worden
aangegeven. INT Chart 3 tenslotte is een fantasie-zeekaart,
die voorbeelden geeft van de toepassing van Symbolen en
afkortingen in de praktijk. Een zekere flexibiliteit in de toe
passing van de richtlijnen is toegestaan, maar ontwerp en
weergave van de zeekaarten geproduceerd door de verschil
lende hydrografische diensten overal ter wereld zien er in
toenemende mate uniform uit.
Het INTernationale Zeekaarten Programma
Vijfentwintig jaar geleden merkte de toenmalige Neder-
landse Chef Hydrografie, schout-bij-nacht ir. W. Langeraar,
op dat er sprake was van een aanzienlijke mate van dubbel
werk bij het samenstellen van zeekaarten, en dat in sommi-
ge delen van de wereld niet minder dan acht verschillende
KT 1994.XX.4
11
Figuur 3. De GEBCO Digitale Atlas.