informatie van de kustzone onmisbaar. De met peilstok of
handlood vastgestelde diepten werden ook vroeger al op
kaartmateriaal vastgelegd, om zo het navigeren in het
gebied een volgende keer te vergemakkelijken of deze
waarnemingen uit te wisselen met collega's. Bestuderen we
historisch kaartmateriaal, dan zien we dat met de tijd niet
alleen het aantal waarnemingen groter wordt, maar dat deze
ook steeds beter gepositioneerd zijn. Positiebepaling op
basis van zichtmetingen, bijvoorbeeld met de sextant, wordt
halverwege deze eeuw vervangen door de electronische
plaatsbepalingssystemen längs de kust. Het meten van de
waterdiepte geschiedt dan al met een akoestisch echolood,
waarbij de meetgegevens nog met de hand van de lodings-
rollen moet worden afgelezen.
Tijdens de uitvoering van de Deltawerken in Zeeland wor
den diverse nieuwe lodingstechnieken gei'ntroduceerd,
waarbij alle meetgegevens met betrekking tot positie en
diepte direct digitaal opgeslagen worden. Inmiddels heeft
de Meetkundige Dienst een nieuw geautomatiseerd lodings-
systeem voor Rijkswaterstaat gebouwd met de naam RWS-
LOD, dat vanaf 1991 geleidelijk op alle meetvaartuigen in
gebruik is genomen. Naast de reeds bestaande geautomati-
seerde plaatsbepalingssystemen wordt sinds kort ook GPS
(Global Positioning System) ingezet, dat de positie van het
meetpunt berekent op grond van afstanden tot enkele satel-
lieten.
Het vervaardigen van kaarten wordt in de jaren zeventig
geautomatiseerd, wat de mogelijkheid biedt om steeds gro-
tere aantallen gegevens op eenduidige wijze op kaarten te
presenteren. Bij het operationeel meetbedrijf is het tegen-
woordig niet ongebruikelijk dat de metingen van overdag
de nacht daarop verwerkt en uitgetekend worden.
Opslag en beheer van de digitale gegevens is daarbij een
nieuw aspect geworden. Een goede opslag van de vele mil-
joenen dieptecijfers in een database biedt de mogelijkheid
om in zeer körte tijd opnamen van vandaag met die van bij
voorbeeld 10 jaar terug te vergelijken. En daarmee kunnen
hoogte- en volumeveranderingen over de betreffende perio-
de worden bepaald. Voor een beter ruimtelijk inzicht wor
den gelode raaien ook omgerekend naar een grid of digitaal
hoogtemodel en weergegeven als draadfiguur of perspec -
tieftekening, desgewenst met dieptekleuren.
Strandmetingen tot 1962
Van oudsher zijn door waterschappen en andere overheden
uit oogpunt van veiligheid kustmetingen gedaan. Teneinde
kustontwikkelingen te registreren werd in het jaar 1840
begonnen een kustmeetstelsel in te richten. De eerste paal
van het stelsel werd geplaatst bij de Heldersche Zeewering
en vandaar werd in zuidelijke richting om de
ca. 1000 meter, ongeveer op de hoogwaterlijn, een verken-
ningspaal geplaatst. Vanaf 1843 werd in het betrokken kust-
vak jaarlijks de ligging van de hoog- en laagwaterlijn en
'diensvolgens' de breedte van het natte Strand bepaald.
Tevens werden vastgesteld: de plaats van de duinvoet, de
hoogte ten opzichte van volzee en de hoogte van het Strand
onder de kop van de paal. In 1870 werd het op een na laat-
ste kustvak operationeel en in 1900 het laatste: Rottumer-
oog. Het betrof hier dus een uniform meetstelsel voor de
gehele Nederlandse Noordzeekust, vastgelegd in een
instructie. De gegevens werden verzameld in een register
bevattende de "aantekeningen van Aanwinst of Afneming
der duinen". Behoudens enige herzieningen in 1900 en
1945, waarbij het belangrijkste de aansluiting op het NAP
was, heeft het stelsel tot 1 januari 1963 dienst gedaan. Wel
werd met name bij kwetsbaar geachte kustvakken, zoals bij
Delfland, gedetailleerder en soms ook frequenter gemeten.
Na de stormvloedramp van 1953 werden ingrijpende kust-
veranderingen voorzien door uitvoering van de Deltawer
ken. Met het oog daarop versehenen omstreeks 1958 een
aantal studies over een uitgebreider kustmeetstelsel. Na uit-
voerig overleg met de betrokkenen werd een nieuwe
'Instructie Kustmetingen' ontworpen en op 24 Oktober 1962
door de Directeur-Generaal vastgesteld.
Kustmetingen na 1962
Sinds het besluit in 1962 is längs de gehele Noordzeekust
van Cadzand tot Rottumeroog volgens een vast patroon een
raaienstelsel gedefinieerd met ca. 3000 raaien. De raaien
hebben een onderlinge afstand van 200 tot 250 meter en
staan loodrecht op de hoofdraai: de Rijksstrandpalenlijn.
Binnen de jaarlijkse kustmetingen zijn 2 soorten metingen
te onderscheiden (figuur 1):
kustdieptemetingen, die worden uitgevoerd op het
onderwatergedeelte van de kust, tot ca. 800 meter zee-
waarts van de hoofdraai;
kusthoogtemetingen, die worden uitgevoerd op het
droge deel van de kust, tot ca. 200 meter landinwaarts
van de eerste zeereep.
De kustdieptemetingen worden uitgevoerd door vaartuigen
van de meetdiensten van Rijkswaterstaat of van een water-
schap. De diepten over de raai worden om de 10 tot 20
meter vastgesteld. De metingen vinden vanwege het weer
meestal plaats tussen april en September van elk jaar.
De kusthoogtemeting wordt uitgevoerd door de Meetkundi
ge Dienst door middel van Stereofotogrammetrie. Daartoe
worden de kustgebieden veelal in het voorjaar gefotogra-
feerd vanuit een vliegtuig. In de raaien wordt om de 5 tot
24
KT 1994.XX4
rererenhetyfi
paspunt
hoogwateetyn
laagwateftyn
Figuur 1. Opname van diepte en hoogte voor de jaarlijkse kustme
tingen.