gegevens aan boord uitgevoerd. Als er iets mis is gegaan,
kan dat onmiddellijk worden geconstateerd en eventueel
gecorrigeerd. Hydraut-II is een grote verbetering ten
opzichte van de eerste versie. Per seconde worden bijvoor-
beeld 10 diepten gemeten en het systeem heeft veel meer
controle- en hulpmiddelen, waarmee onder andere de
plaatsbepaling nauwkeuriger kan worden uitgevoerd. In
1988 werd ook 'Hr.Ms. Tydeman' met het Hydraut-II sys
teem uitgerust. Het draait dan op HP 1000-computers met
1000 Kb intern geheugen.
Momenteel draait Hydraut-II nog steeds op HPlOOO-com-
puters aan boord van de schepen en Staat er ter ondersteu-
ning op het Bureau ook een HP 1000, zij het dat zowel
Hydraut-II als de HP-computers enige malen opgewaar-
deerd zijn.
De opgenomen diepten met bijbehorende registraties (ruwe
gegevens) en de geselecteerde diepten (gegevens na ver-
werking) worden op cassettes verzameld. Beide digitale
gegevensverzamelingen en de geplotte minuutbladen wor
den nog steeds van de schepen naar het Bureau gestuurd ter
verwerking in het kaartproduktieproces.
Bathyscan
Met het Hydraut-systeem, gebaseerd op een echolood, wor
den diepten recht onder het schip gemeten Single beam
systeem). Een gebied wordt opgenomen door het varen van
slagen met een onderlinge afstand van ongeveer 100 meter
in een meanderpatroon. Tussen de slagen worden dus geen
diepten gemeten, maar eventueel achteraf gei'nterpoleerd.
Met een nieuw (multibeam) systeem, een zogeheten padlo-
der, wordt niet slechts de lijn onder het schip gemeten,
maar een päd ter breedte van ongeveer 150 meter. De
breedte is afhankelijk van de waterdiepte en de slagen die
nen elkaar voor de consistentie gedeeltelijk te overlappen.
Hiermee kan dus een volledige dieptemeting van de zeebo-
dem worden verkregen. Sinds het begin van de jaren negen-
tig is op de schepen van de Dienst zo'n padloder aanwezig,
het Bathyscan systeem (zie figuur 2), draaiend op
DEC PDP 11/83 Computers. Daarmee worden uitgebreide
proefnemingen gedaan. De verzamelde gegevens worden
verwerkt tot diepte-informatie in een grid van 5x5 meter,
waarvan een 3-dimensionale plot kan worden vervaardigd.
Het zal duidelijk zijn dat met dit systeem nog veel meer
gegevens worden verwerkt dan met het Hydraut-systeem.
Tijdens het opnemen wordt er 30 Mb aan gegevens per uur
opgeslagen. Voor de opslag op het Bureau van al deze
gegevens is een jukebox met 'rewritable optical disks' aan-
geschaft. In de jukebox kunnen in totaal 20 Gb aan gege
vens worden opgeslagen. Als het Bathyscan systeem volle-
dig operationeel is, zal het een goede bijdrage leveren aan
de nauwkeurigheid van de zeekaart.
De automatisering van de kartografie
Het begin
Met de automatisering van de kartografie is een voorzichti-
ge start gemaakt in het begin van de jaren zeventig. In eer
ste instantie betrof dat het tekenen en graveren van positie-
KT I994.XX.4
Figuur 2. Opneming met Padloder.
lijnen (hyperbolische patronen) die behoren bij een in een
bepaald gebied geldend elektronisch navigatiesysteem,
zoals DECCA, LORAN enz. Vervolgens betrof dit het teke
nen en graveren van kaartranden, kaartrandverdelingen en
kaartnetten in zowel Mercator- als stereografische projec-
ties. Dit alles werd berekend op de toen op het Bureau aan-
wezige DEC PDP-computer, waaraan onder andere een
Aristomat 8446 tekentafel gekoppeld was.
Database-ontwikkeling
In 1978 werd, ter ondersteuning van de Systemen die draai-
den op HP 1000 Computers aan boord van de schepen, ook
op het Bureau een HP1000 in gebruik genomen. Daarop
werden al snel rudimentaire databasesystemen ten behoeve
van kartografische en andere publikaties ontwikkeld. Dit
betrof databases waarin onder andere obstructies op de
bodem (zoals wrakken), betonning en kenbare punten
(objecten met een vaste en nauwkeurig bepaalde positie, die
vanuit zee zichtbaar zijn) waren opgenomen.
In 1981 werd het hierarchische database management sys
teem Image 1000 aangeschaft. Daarin werden mijnrechtelij-
ke gegevens opgenomen, zoals vergunningsgebieden, mijn-
bouwinstallaties, pijpleidingen en kabels op het Nederlands
deel van het continentaal plat. De controle van de positie en
de advisering daarover is ook een taak van de Dienst.
In 1984 begon men met het daadwerkelijke opzetten van
hydrografische databases voor kartografische objecten, het-
geen in 1985 resulteerde in het plotten van lichten en wrak
ken. Bovendien werd de publikatie 'Lichtenlijst', waarin de
gegevens zijn opgenomen van de vaste lichten en lichtboei-
en van Nederland en aangrenzend gebied, voor het eerst
rechtstreeks vanuit een database uitgeprint.
In 1987 werden de diverse databases samengevoegd tot een
geheel. THOR genaamd, waaruit informatie met betrekking
tot onder andere lichten, wrakken, boeien, kenbare punten,
mijnbouwgegevens, gevaarlijke gebieden en scheepvaart-
routes voor een bepaald gebied kunnen worden geselecteerd
en gerelateerd aan de gewenste schaal.
Omdat het ImagelOOO database systeem verouderde en een
directe koppeling van de database met het grafisch Software -
pakket CARIS (hieronder beschreven) gewenst was, werd in
39