besprekingen 50 Harbours and sealanes of the Estonian Archipelago. Kuressaare: Miniloots, 1994. 59pp., 21 x29 cm. Prijs 108 Finse Mark. De archipel in kwestie is gesitueerd in de Oostzee ten westen van Estland en bestaat uit de grote eilanden Saaremaa (in het Zwees: Ösel) en Hiiumaa (Zweeds: Dago) en een aantal kleinere eilanden waaronder Vormsi en Muhu. De uitgeverij Miniloots te Kuressaare op het eiland Saaremaa publiceerde in 1993 ten behoeve van zeezeilers een atlasje met de titel The harbours ofthe archi pelago of Western Estonia. De daarin voorkomende kaarten waren de eerste Estlandse zeekaarten sedert de verwer- ving van de onafhankelijkheid in 1991. De uitgave kwam tot stand in samenwer- king met het Saarte Instituut, het lichaam dat zieh bezighoudt met de ontwikkeling van de archipel, ondersteund door karto- grafen van de universiteit van Turku in Finland. Bij de samenstelling werd gebruik gemaakt van Sovjetkartografie uit 1990 aangevuld met recentere locale gegevens. Met het einde van de Sovjetheerschappij kwam tevens een einde aan talrijke, ili- taire verbodsbepalingen waarmee Mos- kou het maritieme verkeer in de Estland se kustwateren aan banden legde. De gevolgen bleven niet uit! In 1993 werd de archipel door 3000 buitenlandse jach- ten bezocht, twee maal zoveel als in 1992. De groeiende belangstelling was voor de uitgeverij Miniloots aanleiding een verbeterde, meer uitgebreide uitgave van de atlas het licht te doen zien. Deze tweede druk bevat kaarten op schalen varierend van 1:20.000 tot 1:50.000 van de kustwateren van 19 havens en van de 5 belangrijkste zeestraten in de archipel op schalen 1:25.000 tot 1100.000. Een overzichtskaart 1:700.000 toont de gehe- le archipel, de Golf van Riga (Estisch: Golf van Liivi) inbegrepen. De 19 havens zijn geselecteerd op basis van 3 criteria: de aanwezigheid van basisfaciliteiten (douane, post-/wissel- kantoor, medische hulp, benzinestation, busverbinding, veerdienst enz.), de mogelijkheden van een veilige nadering (zeediepten, bebakening, overheersende windrichting, mistfrekwentie enz.), en het aantal beschikbare ligplaatsen (bewa- king enz.). De kaarten van de toegangs- wateren tot de 19 havens gaan vergezeld van toelichtingen in zes talen: Deens, Duits, Engels, Estisch, Fins en Zweeds. Kartografisch is het atlasje goed ver- zorgd. De zeeen dieper dan 5 meter zijn blanco weergegeven, hetgeen goed con- trasteert met de blauwe ondiepere wate- ren. Zeer talrijk is het aantal dieptecij- fers. Overigens dient de gebruiker wel enige voorzichtigheid te betrachten, want in diverse gevallen zijn toekomsti- ge voorzieningen afgebeeld die pas in de loop van 1994 (of later?) hun beslag zul- len vinden. Verder ontbeert de atlas een verklaring van de gebruikte Symbolen! F.J. Ormeling sr. Magocsi, P.R., Historical Atlas of East Central Europe. Deel 1 van de sehe History of East Central Europe. Kaart- ontwerp door Geoffrey Matthews. Seat tle: University of Washington Press, 1993. Formaat 31 x 24 cm, 232 pp., 89 kleurenkaarten, verklärende teksten, bibiografie en 33 pp. index. ISBN 0-295-97248-3. Prijs $75,-. In 1934 schreef Christopher Dawson het boek The making of Europein essentie een beschrijving van het ontstaan van een gemeenschappelijke Westeuropese cultuur. Daar kwam in 1949 een reactie op van F. Dvornik uit Oost-Europa (met het boek The making of Central and Eastern Europe) waar men meende evengoed deel te hebben aan een gemeenschappelijke Europese cultuur. Fletzelfde fenomeen van het over het hoofd zien van Oost-Europa geldt ook een beetje voor geschiedenisatlassen (met uitzondering van de Balkan vanaf 1870). En dat is reden genoeg om deze geschiedenisserie van een bijbehorende speciaal op Oost-Europa gerichte geschiedenisatlas te voorzien. Oost-Centraal-Europa wordt hier gedefi- nieerd als het gebied ten oosten van het Duitse en Italiaanse taalgebied en ten westen van het Russische Rijk. De atlas behandelt dus Polen, Wit-Rusland, de Westelijke Oekraine, Moldova, de Bal kan, West-Turkije, Oostelijk Duitsland, Oostelijk Italie, Tsjechie en Slowakije. De behandelde periode begint bij het eind van het (West-)Romeinse Rijk en gaat tot 1992. Wanneer men geschiedenisatlassen uit Oost-Europa bekijkt, blijken die altijd nogal nationalistisch gekleurd, o.a. door- dat er veel kaarten in staan die net een periode behandelen waarin de betreffen de Staat er gunstig voor Staat. In een Ser- vische atlas zal men bijvoorbeeld stee- vast een kaart van rond 1350 aantreffen, toen Servie bijna de gehele Balkan onder zijn beheer had. Magocsi weet dat echter te vermijden. Kortstondige gebiedswinst geeft hij alleen met lijnen aan, en niet met volle gebiedstinten. Uit de bij de kaarten opgenomen commentaren blijkt gereserveerdheid tegenover idealistische, revanchistische Claims waarin men aan- dringt op het heroveren van de ooit tot het staatsgebied behorende gebieden. Door de wijze van weergave pleit Mag ocsi duidelijk voor het uitgangspunt dat de Amerikaanse president Wilson han- teerde bij de vredesbesprekingen na de eerste Wereldoorlog: zelfbeschikking van de verschillende Volkeren. De terri toriale grenzen worden dan ook regelma- tig door Magocsi vergeleken met de gebieden waarin het betreffende 'staats- volk' geconcentreerd is. Het oordeel over deze opzet moet zijn: goed afgewo- gen en onpartijdig. Is er ook een goede selectie gemaakt van de gekarteerde tijdstippen? Overzichts- kaarten van het hele gebied zijn er voor: AD 400, 750, 850, 1050, 1250, 1480, 1570, 1648, 1721, 1815, 1910, 1918/23, 1930, 1939/42, 1943/5, 1960 en 1992. Daarmee wordt als het wäre ingezoomd KT 1994.XX.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1994 | | pagina 52