op de tegenwoordige tijd. De kaarten
geven als in een film een verloop van de
globale ontwikkelingen te zien. Waar
nodig wordt er op gebieden of verschijn-
selen nader ingegaan. Zo zijn er van alle
delen van Oost-Europa wel deelkaarten,
en daarnaast zijn er speciale thematische
kaarten die de godsdienstige infrastruc-
tuur aangeven, natuurlijk ethnolinguisti-
sche kaarten, kaarten van de ontwikke-
ling van universiteiten, van de economie,
van de infrastructuur (spoorwegen), en
twee kaarten van de bevolkingsdichtheid
(uit 1870 en 1910). Heiaas is noch van
deze twee kaarten, noch van de ethnolin-
gui'stische duidelijk welke methoden bij
de compilatie ervoor zijn gebruikt. Er
zijn dikke boeken volgeschreven over de
produktie van volkenkaarten van Mid-
den- en Oost-Europa, en dat betekent dat
men niet zomaar met legenda' s kan vol-
staan waarbij niet bij de kleuren is aan-
gegeven welke percentages van de
betreffende Volkeren ze voorstellen, of
wat er getalsmatig met 'belangrijke con-
centraties' wordt bedoeld. Met name is
niet duidelijk of er met een volle kleur
(bijv. voor Slowaken) wordt aangegeven
of het hier om een Slowaakse meerder-
heid gaat of dat de Slowaken plaatselijk
de grootste groep vormen. Ook wordt er
nu eens niet en dan weer wel bij de
weergave rekening gehouden met onbe-
woonde gebieden.
Daarna volgt een Serie kaarten die elk
volk apart behandelen en de wisselende
staatgrenzen vergelijken met de concen-
tratiegebieden van dat volk. Dat is een
uitstekende formule, die zeker helpt de
complexe overzichtskaarten beter te
begrijpen. Deze formule wordt in de
atlas apart gehanteerd voor de Duitsers,
Joden, Polen, Tsjechen en Slowaken,
Hongaren, Roemenen, Serven+Kro-
aten+Slovenen, Albanezen, Bulgaren en
Grieken.
Om een goed einde te vinden is voor de
meeste geschiedenisatlassen blijkbaar
problematisch - maar in dit geval is er in
1992 en 1993 nog zoveel gebeurd in
Oost-Europa wat niet behandeld is, dat
een deel van het materiaal gedateerd
overkomt, en men zieh afvraagt waarom
de commentaren niet nog wat zijn bijge-
werkt. Er is in elk geval een kaart van de
staatkundige indeling anno 1993, maar
bij de behandeling van Roemenie wordt
bijv. de onafhankelijkheid van Moldova
(1991) niet besproken, noch alle verwik-
kelingen rond het wel of niet opgaan
ervan in Roemenie; de minderheden-
kwestie in Slowakije komt nauwelijks
aan de orde, en ook het feit dat alle voor-
malige Joegoslaven getalmatig nog
samen worden genomen had kunnen
worden vermeden.
De kartografische uitvoering is -
ondanks de vermelding van Geoffrey
Matthews als eindverantwoordelijke -
traditioneel. We kennen Matthews als
iemand die de geschiedeniskartografie
vernieuwd heeft, vooral door zijn Histo-
rical Atlas ofCanadamaar daar blijkt
hier niets van. Het voor de geschiedenis
van Oost-Europa redelijk belangrijke
relief wordt nergens door schaduwering
aangegeven. Er is consistentie in het
kleurgebruik bij de staatkundige kaarten,
en de beschrifting is duidelijk. Er is een
summiere fysische inleiding waarin met
name het over-gegeneraliseerde grond-
gebruikskaartje beter weggelaten had
kunnen worden omdat het in deze vorm
niets bijdraagt.
De teksten naast de kaarten (vaak 2 3
pagina's) behandelen uitgebreid de fac-
toren die tot de afgebeelde toestand leid-
den. Waar nodig zijn ze door tabellen
aangevuld. Ze zijn zeer leesbaar en er is
ook een goede band met de kaarten: de
genoemde geografische begrippen vindt
men in de bijbehorende kaarten integraal
terug.
Het register bevat zowel geografische
namen, persoonsnamen als historische
begrippen. Hydroniemen en namen van
fysisch-geografische eenheden (samen
verwarrenderwijs als 'geografische
namen' gedefinieerd) en namen van Vol
keren zijn in het register vet weergege-
ven. Namen van eilanden hören blijkbaar
niet tot de fysisch-geografische eenhe
den; samen met plaatsnamen staan zij in
een normale romeinse letter; namen van
staatkundige en administratieve eenhe
den zijn cursief. Op de kaarten en in de
bijbehorende verklärende teksten zijn
moderne officiele naamversies gebruikt.
Zo heet de stad Köningsberg in Oost-
Pruissen ook al op een kaart uit 1750
Kaliningrad (wel is de Duitse naam dan
tussen haakjes toegevoegd). In het regis
ter zijn onder de moderne naam van een
plaats (bijv. Cluj) ook de naamversies uit
andere talen voor die plaats aangegeven
(Klausenburg, Claudiopoli, Koloszvar,
Klozynburg en Napoca). Dat is een con-
sequente en daardoor efficiente methode.
In een volgende editie kan men het aan-
tal naamversies uit andere talen nog wat
uitbreiden en het daardoor ook voor
andere markten dan alleen de engelstali-
ge geschikt maken: begrippen als Mittel
meer, Mediterranee, Ruthenen, Tiber,
Etsch, Hungarians worden nu nog
gemist.
De Historical Atlas ofEast Central
Europe is een traditioneel standaardwerk
van een gebied dat zeer in de belangstel-
ling is en uitstekende achtergrondinfor-
matie biedt voor de huidige gebeurtenis-
sen aldaar. Het bevat weinig
fantasievolle kartografie, maar is een
gedegen referentiewerk dat goed toegan-
kelijk is gemaakt, waartoe de begelei-
dende teksten en het register in belang
rijke mate bijdragen. Doordat het in
Noord-Amerika is vervaardigd heeft de
auteur de nodige afstand tot dit wel zeer
sterk met nationalisme behepte deel van
Europa weten te bewaren wat de inhoud
en weergave zeer ten goede is gekomen.
F.J. Ormeling
Ronai, A., Atlas of Central Europe. Pal
Teleki Onderzoeksinstituut, Budapest.
Digitale facsimile-uitave van eerste edi
tie uit 1945, vervaardigd door het Karto-
grafisch Instituut van de Eötvös Eorand
Universiteit o.l.v. prof. Klinghammer,
Budapest 1993. Formaat 24 x 32 cm
(oblong), 367 pp. met 171 kaarten in
kleur. ISBN 963 8256 15 X. Uitgave
Society ofSt Steven - Püski Publishing
House, Budapest. Binnenlandse prijs:
6000forint.
In januari 1945, toen de Russische legers
al in Hongarije stonden, werd ergens op
het Hongaarse platteland de laatste hand
gelegd aan de atlas die de basis had moe-
ten vormen voor de körnende vredeson-
derhandelingen. Ook in 1918 en 1919
waren er vredesonderhandelingen
geweest, met als uitgangspunt het princi
pe van Wilson, dat elk volk over zijn
eigen toekomst moest kunnen beschik-
ken. De kaarten die men toen als uit
gangspunt voor het trekken van de gren
zen had gebruikt, hadden een vertekend
beeld van de demografische situatie
gegeven, met als consequentie dat een
derde van alle Hongaren buiten de in
1919 nieuw getrokken grenzen viel. Om
te proberen te voorkomen dat iets derge-
lijks weer zou gebeuren (in 1939 en
1942 was een groot deel van de in 1919
buiten de boot gevallen Hongaren weer
met het romprijk verenigd) is toen op het
eind van de Tweede Wereldoorlog de
hier besproken atlas geprodueeerd. De
Sovjetunie had echter, na de afspraken in
Jalta, de vrije hand bij de herinrichting
van Oost-Europa, en had geen bood-
KT 1994.XX.4
51