A Opbouw en bijhouding van het Kernbestand Opbouw '995-1 NGT GEODESIA KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT Het bovenstaande houdt in dat Nederland tweejaarlijks wordt gevlogen, maar dat vierjaarlijks fotogrammetrie en naverkenning worden toegepast. Het Kernbestand is in dit aanbod qua inhoud een deelbestand van TOPiovector. Er dient 4,5 miljoen gülden per jaar structureel te worden gedekt door andere gebruikers dan Defensie. Met een aantal van deze gebruikers zijn vooraf contracten te sluiten (men kan denken aan vrom, lnv, v&w, cbs, Unie van Water- schappen en ipo, commerciele bedrijven). Met andere ge bruikers (zoals gemeenten en nutsbedrijven) zullen door de tdn ad-hoc afspraken dienen te worden gemaakt. In het haalbaarheidsonderzoek wordt ervan uitgegaan dat een dekking van 75% gegarandeerde afname van 3,4 miljoen gülden) voldoende moet worden geacht om de produktie te starten. In deze opzet is uitgegaan van de werkwijze zoals tdn die hanteert bij TOPiovector. Hierbij wordt het bestaande analo ge kaartmateriaal in digitale vorm geconverteerd en wordt gelijktijdig een actualisering uitgevoerd. Per 1 januari 1995 is 40% van Nederland beschikbaar. Referentieberekeningen hebben aangetoond dat de door Defensie genoemde „prijs" van 4,5 miljoen gülden per jaar marktconform is. Aanlevering van delen van het Kernbe- stand of mutaties door derden kan worden verrekend met de besparingen die bij de tdn worden gerealiseerd. De opbouw en bijhouding vinden aanvankelijk plaats op dezelfde wijze als waarop die tot op heden bij TOPiovector hebben plaatsgevonden. Bestaande analoge topografische kaarten worden gedigitaliseerd. Op basis van luchtfoto's worden mutaties aangegeven en vindt, na een eventuele ver- kenning, inpassing plaats. Het is een „kaarf'-gewijze bij houding, waarbij Nederland cyclisch wordt bijgewerkt. In een opbouwfase is dit acceptabel. De afnemers moeten hun eigen informatie in feite in dezelfde cyclus bijhouden. Het Fig. 2. kan dan voorkomen dat belangrijke infrastructurele werken Een aßeelding van ontbreken en dat afnemers deze zelf gaan inbrengen. Op ter- het Kernbestand mijn is daarom een werkwijze nodig, waarbij de belangrijkste 110 000. mutaties (die mutaties waar de markt behoefte aan heeft) het eerst worden doorgevoerd. Nu is het van belang dat de produktie van het Kernbestand ver- sneld wordt uitgevoerd. Versnelling is mogelijk door conversiewerk uit te be- steden. Bijhouding op termijn: samenwerking met derden Na de opbouwfase kan worden gewerkt aan uitwisseling met derden. Middels het Kernbestand is daarvoor dan de basis gelegd. Maatschappelijk verdient het de voorkeur informatie eenmalig te verzamelen en veelvuldig te gebruiken. Inkoop of uitwisseling van informatie dient natuurlijk 00k bedrijfsecono- misch aantrekkelijk te zijn. tdn is reeds ver gevorderd met het maken van samenwerkingsafspraken om daarmee informatie beter, goedkoper en sneller beschikbaar te krijgen. Voor de bij houding kan worden gedacht aan drie bronnen. Ten eerste de samenwerking met de Rijkswaterstaat betreffende de assen van wegen. Bij de Rijkswaterstaat zijn digitale wegennetwerken basispro- duktiemiddelen. De beschikbaarheid daarvan is zo essentieel, dat het onder- houd van onder andere het vln (wegen, landsdekkend 1 10 000) wordt gezien als kernactiviteit. De bijhouding vindt plaats in overleg met gemeenten. Ten tweede samenwerking met de grote ge meenten die voor hun grondgebied zelf digitale 1 10 000 bestanden vervaar- digen. In RAVi-verband hebben de tdn en de grote gemeenten hun produkten vergeleken en in ieder geval bij twee grote gemeenten (Amsterdam en Utrecht) blijkt samenwerking op körte termijn mogelijk. Ten derde samen werking met producenten van de gbkn. Hierbij kunnen het landelijk samen- werkingsverband en de regionale ppp's een rol speien in de aanlevering van mutaties. Een aantal provincies werkt op dit moment op basis van het Tele Atlas bestand (nlnetio). Een vraag die nog openstaat is hoe de aansluiting van nlnetio op het Kernbestand kan wor den ingevuld. Een migratiepad van nlnetio naar het Kernbestand is wen- selijk. In flg. 3 is het samenwerkingsmodel schematisch weergegeven. Het is uiter- aard van belang dat vanaf het begin in- tensief overleg zal plaatsvinden met ge bruikers van het Kernbestand. In het haalbaarheidsonderzoek wordt dan 00k voorgesteld om per zo spoedig mogelijk te starten met een gebruikersraad. 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 12