A Gegevensstructuren Bestandsstructuur TOP 10 vector Gegevensinvoer '995-1 NGT GEODES1A KAR 1 OGRAFISCH TIJDSCHR1FT op beurzen. Verder wordt achtergrondinformatie gegeven over het hoe en waarom. Dit gebeurt niet systematisch, maar is afhankelijk van de gelegenheden die zieh voordoen (be- drijfsdemonstraties, interne studiedagen, bijeenkomsten op vaktechnisch gebied). De keuze van een struetuur voor geografische gegevens hangt af van de complexiteit van de relaties tussen de objecten in een gegevensbank. Hoewel er uitwisselingsformaten bestaan die zijn voorbereid op gegevensstructuren met een grote complexiteit, zijn de meeste topografische bestanden toch vrij simpel van aard. De bestanden van tdn vormen daarop geen uitzondering. Bij het ontwerpen van een gegevensstruetuur is het belang- rijkste uitgangspunt geweest, dat de bestanden bruikbaar moeten zijn voor een zo groot mogelijk aantal gebruikers, werkend met verschillende softwarepakketten. De bestanden voldoen aan de voorwaarden die gelden om uit het bestand een topologisch gestruetureerde gegevensbank op te bouwen. Topologie is impliciet aanwezig. Beter kan niet, omdat topo- logie systeemgebonden is. Elk systeem legt de onderlinge relaties op eigen wijze vast. Dat is de reden waarom in de folders van tdn de term „topologisch voorbereid" wordt gebezigd (flg. 3). De geometrie bestaat uit puntelementen, cirkels en lijn- elementen. Elk lijnelement begint en eindigt in een knoop- punt. Een knooppunt is het snijpunt van twee of meer dementen. Wanneer een knooppunt ontstaat uit twee de menten, is er sprake van een code-overgang. Andere typen dementen (cirkelsegmenten, splines, enz.) komen niet voor. Een verzameling lijnelementen (of puntelementen) met gemeenschappelijke kenmerken vormt een object. Een vlak- object wordt bepaald door een centroi'de omsloten door lijnelementen. Zowel vlakobjecten als lijnobjecten zijn met behulp van Software afleidbaar uit TOPiovector. Per dement kunnen de volgende typen attribuutgegevens worden onderscheiden: broncode. De broncode geeft informatie over de herkomst van de metriek, bijvoorbeeld verkregen uit digitalisatie, Stereokartering of uit een plan. De broncode geeft impli ciet een maat voor de metrische nauwkeurigheid van een dement; alfanumerieke verwijzing naar een attribuutrecord in een ander bestand. De verwijzing geeft de mogelijkheid een onbeperkt aantal attributen te relateren aan het dement; jaartal. Het jaartal is het jaar van aanmaak in het bestand van het element; een of meerdere hoofdeodes; een of meerdere bijcodes voor elementen links gelegen van het element; een of meerdere rechter-bijcodes. Het totaal aantal hoofd- en bijcodes bedraagt negen en is uit te breiden. Elke code bestaat uit vijf posities. De belangrijkste kenmer ken van een element die in de code tot uitdrukking komen, zijn: het type bestand waartoe het element behoort: topio- vector, TOP50vector of TOP250vector; het topografisch kenmerk van hoofd- en bijcodes (weg type, weiland, enz.); behoort het element tot het dlm of het dkm. Beide typen elementen komen in hetzelfde bestand voor; is het element zichtbaar of onzicht- baar. Delen van lijnobjecten gelegen onder bruggen en viadueten krijgen deze code. De code draagt er zorg voor dat objecten, die onder andere objecten doorlopen, toch als een ge- heel kunnen worden herkend; tekst. Deze optie is nog niet gereali- seerd. =KNOOPPUNT O -CENTROIDE ONDER WA TER AFSLUITER GEBOUWEIN "EILANDVERBINDER Fig. 3. Bestanden zijn in drie verschillende De struetuur van strueturen beschikbaar voor de gebrui- TOPlOvector. ker: in een struetuur gebaseerd op punt- en lijnelementen, waarbij vlakken zijn aangegeven door middel van een centroi'de. De centroi'de draagt de at tributen van het vlak; als punt- en lijnelementen, waarbij de vlakcodes in de vorm van bijcodes aan de lijnen zijn aangebracht; als punt- en lijnelementen, waarbij alle vlakken als losse gesloten polygo- nen beschikbaar zijn. Elk lijnelement komt dan in principe drie keer voor, namelijk als onderdeel van een lijn- object en tweemaal als onderdeel van een vlak. In de produktspecificaties TOPiovector [5] wordt een gedetailleerde beschrij- ving van de bestandsstructuur en de uitwisselingsformaten gegeven. tdn heeft in de loop der jaren drie tech- nieken toegepast voor het vectoriseren, namelijk blind digitaliseren, interactief digitaliseren met een digitizer en inter actief digitaliseren op een beeldscherm („heads up"). Dit zijn de drie fasen in de ontwikkeling van het handmatige digitaliseerproces. Heads up digitalise ren is de huidige (bij ons) gebruikelijke wijze van vectoriseren. We zijn er zeer 16

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 18