KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
classificatie, met als stelregel dat binnen
een perceel doorgaand ook maar een
gewas voorkomt. Als conceptuele con-
versie wordt gesteld dat de klasse waar-
van de meeste pixels binnen een perceel
worden aangetroffen, wordt toegekend
aan het gehele perceel.
Kwaliteit van de integratie
Hootsmans en Van der Wel [2] onder-
scheiden vijf factoren die de kwaliteit van
een kartografische integratie bepalen:
aard van de uitgangsgegevens
bewerkingstechnieken die de integra
tie tot stand brengen (introductie van
nieuwe fouten alsmede foutenvoort-
planting!)
computeromgeving, presentadetech-
nieken
beoogde toepassing (een toerist stelt
andere eisen aan een kaart dan een
landmeter)
expertise van de eindgebruiker.
Bij iedere vorm van integratie is de aard
van de uitgangsgegevens uiteindelijk
bepalend voor de compatibiliteit van de
verschillende gegevensbronnen met
elkaar en met het gewenste eindpro-
dukt. Is er geen sprake van rechtstreek-
se compatibiliteit dan is een conversie
vereist: hetzij een fysieke conversie (ten
behoeve van geometrie, formaat, struc-
tuur) hetzij een conceptuele conversie.
Zowel image maps als visuele integra-
ties vereisen alleen een eventuele fysieke
conversie. Een analytische integratie
vraagt meestal zowel een fysieke als een
conceptuele conversie. Een conceptuele
conversie is noodzakelijk wanneer de
beoogde combinatie geen zinnig ant-
1995-XX1-3
Figuur 4.
Verbetering van
classificatienauw-
keurigheid door
middel van een
analytische
integratie.
woord kan genereren uit de originele gegevens: het simpelweg
optellen van een bevolkingsdichtheidscijfer bij een gemiddeld
inkomenscijfer (beide kunnen dezelfde meetschaal hebben en
zijn dus fysiek compatibel!) leidt tot een nieuw gegeven zon-
der zinnige gebruikstoepassing. Combinatie dient dan geba-
seerd te zijn op een model dat zoekt naar een relatie tussen
bevolkingsdichtheid en gemiddeld inkomen. Het gecombi-
neerde resultaat wordt vervolgens gerepresenteerd door bij-
voorbeeld een correlatiecoefficient.
Vrijwel elke gegevensbron heeft te maken met fouten, die
zowel bekend als onbekend kunnen zijn. Bekende fouten
zijn door middel van statistische analysemethoden op te Spö
ren en moeten in het eindresultaat verwerkt worden omdat
ze een ondeelbaar geheel vormen met de originele gegevens:
zonder deze foutinformatie suggereert het eindprodukt een
schijnnauwkeurigheid die onterecht is. Wanneer men met
bewerkte gegevens te maken krijgt waarvan de bron niet
meer te achterhalen is, moet men rekening houden met de
introductie van onbekende fouten. Het zou te eenvoudig
zijn om bij het ontbreken van foutinformatie te concluderen
dat de gegevens volledig betrouwbaar zijn en het eindpro
dukt zonder enige foutenevaluatie aan de eindgebruiker aan-
geboden kan worden. Door middel van gevoeligheidsanaly-
ses en foutsimulatie kan men het effect van aanneembare
foutenmarges op het eindprodukt toetsen, om daaruit ver
volgens de bruikbaarheid af te leiden. Als het effect van de
veronderstelde fouten groot is, neemt men grote risico's wan
neer men beslissingen op het eindprodukt baseert. Is het
effect echter verwaarloosbaar, dan weet men dat het eind
produkt weinig onzekerheid weergeeft.
Zoals gezegd: fouten bei'nvloeden de kwaliteit van de karto-
grafisch weergegeven informatie. Kwaliteit is een zeer subjec-
tief begrip dat in verschillende componenten uiteengerafeld
kan worden, die afhankelijk van de beoogde toepassing van
wisselend belang zijn. Het gaat ten slotte om die beschrij-
vende gegevens, die informatie toevoegen aan het kartogra-
fisch produkt. In de literatuur zijn inmiddels veel indelingen
van kwaliteit beschreven: de bekendste en meest toegepaste
is de onderverdeling die versehenen is in The American
Cartographer [3] als National Digital Cartographic Data
Standard (NDCDS), die vijf fundamenteel verschillende com
ponenten van kwaliteitsinformatie onderscheidt:
lineage: beschrijving van bronmateriaal (format, resolutie,
ouderdom, overzicht van alle uitgevoerde bewerkingen enz.);
geometrische nauwkeurigheid: kwaliteitsaspecten van de
geometrie, zoals projectie, schaal, plaatsverschuiving van
objecten;
attribuutnauwkeurigheid: kwaliteitsaspecten van de thema
tische component, onder andere met betrekking tot gehan-
teerde meetschaal (nominaal, ordinaal, interval, ratio);
compleetheid: hoe volledig is de relatie tussen beschikbare
gegevens en het verschi jnsel dat daarmee beschreven moet
worden?;
logische consistentie: topologische integriteit (ruimtelijke
samenhang) tussen gegevensbestanden en binnen een be
stand zelf.
De NDCDS verschaff echter geen eenduidige methoden om de
verschillende kwaliteitscomponenten gestandaardiseerd te
beschrijven of te kwantificeren: veel auteurs verwijzen dan
ook naar de NDCDS, maar volgen hun eigen interpretatie bij
de invulling daarvan. Hoewel dit in tegenspraak mag lijken
met de intentie van een standaardisatie, blijkt dat consensus
Vectorkaart van terreinobjecten
Verbeterd classificatieresultaat
Classificatieresultaat
95