KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 1995-XXI-3 circa 600 deelnemers konden kiezen uit: 1. geografische informatietechnologie (37) 2. GIS voor de aardwetenschappen (43) 3. GIS voor de sociale en economische wetenschappen (18) 4. GIS voor Steden (26) 5. GIS voor Nutsbedrijven (8) (Het AM/ FM deel was dus wat onderbelicht) 6. Opleiding in GIS (30) 7. GIS in Nederland (41). De presenta- ties in deze stroom vonden 00k in het Nederlands plaats. Aan de organisatie van dit deel was mede door de NVK in de persoon van drs. Desiree Bokma van de RPD deelgenomen. Van de 235 aangekondigde presentaties kwamen 75 uit Nederland (mede door het aparte, aan Nederland gewijde pro- gramma-onderdeel) en 75 uit West- Europa; Oost- en Zuid-Europa lever- den elk circa 30, Noord-Amerika en de ontwikkelingslanden elk ongeveer 10. Het was dus inderdaad voornamelijk een Europese aangelegenheid. De organisatie van de conferentie lag in handen van dezelfde organisatie die het ICA-congres in Keulen uitstekend orga- niseerde, AKM Congress Service uit Basel. Opvallend in Den Haag was dat er van te voren geen programma met de sprekers beschikbaar was; tevens waren de registratiekosten, zowel voor deelne mers als voor exposanten te hoog: uit de wat tegenvallende belangstelling blijkt een zekere GIS-moeheid (ondanks de combinatie van AM/FM, EGIS en UDMS). Twee van de drie delen van de conferen- tieproceedings werden door AKM gepro- duceerd, met nogal wat drukfouten in de officiele teksten en siechte afbeeldin- gen van de illustraties. In dit GIS- milieu worden toch teveel bijdragen gebracht over het maken van kaarten met desk- top technieken; men wil daarbij met alle geweld het door kartografen uitgevon- den wiel opnieuw bedenken. Het derde deel was voor kartografen relevanter omdat het een goed beeld geeft van de GIS-infrastructuur van Nederland. Het is onder redactie van Elfriede Fendel geproduceerd door VGVI en Kadaster (en nog apart om niet te verkrijgen bij het VGVl), en zag er beter uit: het bevat- te de over Nederland gebrachte bijdra gen in het Nederlands, verdeeld over de volgende zittingen: Het GIS-huis; Ge- gevensmanagement; Landsdekkende referentie-bestanden; Technische rand- voorwaarden; Juridische en financiele randvoorwaarden; GIS in Nederland; Planning en Beheer; Beschikbaarheid en kwaliteit van data; GIS in Viaanderen en de Postersessie. Op de tentoonstelling (compact, niet druk, zodat alle Stands goed bereikbaar waren) viel vooral de interessante ont- wikkeling op dat we nu makkelijk onder onze statistische karteringspro- gramma's zoals Atlas*GIS een bitmap van de topografische kaart (rasterbe stand) kunnen plaatsen, en zo beter aan de geografische werkelijkheid kunnen relateren. F.J. Ormeling Zestig jaar landinrichting, ver slag van het middagprogramma Algemene Ledenvergadering nvk, 7 april 1995 De NVK was voor haar algemene leden vergadering van 7 april 1995 te gast bij de dienst Landinrichting en Beheer Land- bouwgronden (lbl) van het ministerie van Landbouw en Visserij te Utrecht. Deze 'dienst met verstand van het platte- land' zoals ze zichzelf presenteert, bestaat dit jaar 60 jaar. Dit mocht natuurlijk niet ongemerkt aan de gasten voorbijgaan, waardoor het middagprogramma in het teken kwam te staan van dit heuglijke feit. Het rijke verleden van de dienst kwam bij de sprekers echter maar weinig aan bod. Centraal stonden het heden en de toekomst. De landinrichting en het overheidsbeleid in dezen zijn de afgelo- pen jaren volop in beweging, zodat de dienst alert en vitaal moet zijn om hierop te kunnen inspelen. De themas die deze middag aan de orde kwamen geven een zeer interessant overzicht van de verande- ring die kartografie in het algemeen door- maakt op het gebied van concepten, organisatie en technieken. Reden genoeg voor een uitgebreid verslag. Veranderende rol Een van de veranderingen waar men bij LBL mee te maken heeft is de decentra- lisatie naar provinciaal niveau en de ver- zelfstandiging ten opzichte van het ministerie. Hiervoor wordt een strategi sche ondernemingsvisie ontwikkeld met als kernwoorden: flexibiliteit, zakelijk- heid en professionaliteit. Ook de posi- tionering van de kartografie zal een rol gaan speien. Deze kartografie Staat aan nog veel meer veranderingen bloot, vooral door de gewijzigde rol die de kaart speelt in de landinrichting. Vroeger stond de kaart centraal bij land- inrichtingsprojecten. Het gaf een exacte weergave van de plannen. Nu ligt het accent veel meer op de beschrijving van een gebied, bestuurlijke afspraken, de financien, eigendom en beheer. De kaart dient meer als eerste blik op de plannen en voor de situering van de maatregelen. Daarnaast is de kaart een belangrijkere rol gaan speien in de ver- dere communicatie door middel van brochures en dia's en dergelijke. Ten slotte is de kartografie nauw betrokken bij de invoering van nieuwe technieken zoals GIS in de dienst. Dit alles vereist natuurlijk nogal wat aanpassing van het personeel en de organisatie. Een pro- bleem van meer kwantitatieve aard hier- bij is dat de wet op de Milieu-Effect Rapportage eist dat voor elk project drie alternatieven uitgewerkt worden. Om van elk alternatief een plankaart te pro- duceren betekent een verdrievoudiging van de hoeveelheid werk. Een voorstel om dit op te lossen is te gaan werken met globalere planvor- ming en globalere plankaarten. Op dit thema wordt nader ingegaan door de ir. H. Moen, die de eisen waaraan de glo bale plankaarten volgens de planma- kers moeten voldoen probeert te for- muleren. Hij vindt dat moeilijk, omdat er nog lang geen kant-en-klaar recept gevonden is. Wel Staat vast dat de kar- tograaf de oude concepten van volle- digheid en nauwkeurigheid moet laten varen. De heer Moen haalt een aantal aandachtspunten aan. De Milieu Effect Rapportage (MER) vraagt om drie alternatieven. De drie hierbij hörende kaarten moeten dus in eerste instantie goed vergelijkbaar zijn. Dit is van het grootste belang voor die- genen die uit de alternatieven moeten kiezen. De overheid gaat in een vroeger Stadium met de plannen 'de Streek in voor inspraak. Daardoor zijn de plan nen al globaler en vereisen dus globale re kaarten. De kaart is daardoor geen eindplaatje, maar moet een meer pro- cesmatige benadering weergeven. Het plan moet niet overkomen alsof het al uitgevoerd is. Dit houdt in dat er meer nadruk moet liggen op de hoofdlijnen van een plan. Zo zal een lijnvormig de ment afgebeeld moeten worden als een vlak, omdat niet de exacte ligging ervan vastligt maar alleen de ruwe omtrek van een mogelijke route. Ook zijn er conse- quenties voor de schaal. De kaarten van nu zijn te gedetailleerd. Het wordt glo baler, dus de schalen moeten kleiner worden. Bijzaken moet worden wegge- laten, worden opgenomen in steunkaar- ten of er moet voor een andere visualisa- tie gekozen worden. Deze globaliteit wordt echter wel beperkt door enige juridische aspecten. Zo moet er bijvoor- beeld duidelijkheid blijven bestaan over de verkaveling en de grenzen van een bepaald plangebied. Volgens Moen moet naast deze zaken de kartografie een rol gaan speien in het toegankelijker en 101

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 111