KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT gen die op het hele land betrekking hebben, en voldoende ruimtelijk zijn gedifferentieerd, te visualiseren. Die visualisatie is over het algemeen goed gelukt. Een enkele keer, als de kaart te complex wordt, mist men het gebruik van kleur (kaarten 14, 20). Er zit de nodige variatie in de voor de 25 kaarten gekozen karteermethoden. In een aantal gevallen herkent men in de kaarten vertrouwde patronen, zoals waar de Randstad de hoogste waarden kent, maar op basis van de meeste kaar ten zal men toch verbaasd reageren en zieh afvragen hoe het betreffende patroon te verklären valt en dat moet natuurlijk 00k de funetie van deze kaarten zijn. Men kan twee ondergeschikte bezwa- ren aanvoeren tegen de kaarten. De eerste betreft de relatie tussen kaarten en bijbehorende teksten. De toponie- men uit de tekst worden niet of nauwe- lijks in de kaarten opgenomen, en het zinnige commentaar gaat dus deels aan de (buitenlandse) gebruikers voorbij: ze zouden er een andere atlas bij moe- ten halen om de verwijzingen naar plaatsen of gebieden in deze atlas te begrijpen. Dat is dus iets waar men bij de vormgeving van volgende kaarten voor het TESG om moet denken. De toponiemen hoeven 00k helemaal niet vertaald te worden in het Engels: waar moet een engelstalig persoon ooit de New Waterway in terugvinden? In de tweede plaats moet het beeld dat in de beschrijving gesuggereerd wordt 00k wel met de kaart kloppen: men kan bijv. niet stellen dat er dichter bij de grote Steden meer treinen rijden terwijl dat niet uit de kaart blijkt, of verwijzen naar de meren op de kaart die er niet opstaan. Wat wel jammer is, is dat het zo lang duurde voordat deze atlas uitkwam. Men zou toch zeggen dat wanneer de laatste kaart van eind 1991 is, de atlas in 1992 uit had kunnen komen, zeker waar de data slaan op de periode 1984- 1991. Het effect van deze veroudering wordt echter deels tenietgedaan door het grote aantal diagrammen naast de kaarten, die o.a. veel tijdsseries laten zien, en daarmee trends tonen die nog wel voorbij 1991 door zullen werken. Wat die toekomst betreft moeten we hopen dat het TESG deze belangrijke kartografische Service voor buitenlan- ders (en Nederlanders) voortzet, en nu al gaat plannen voor de in het jaar 2000 te verschijnen vierde aflevering van The Netherlands in maps! F.J. Ormeling Stratenatlas van Nederland deel 2. Utrecht en Flevoland. Antwerpen: Standaard Uitgeverij. Kartografie: Europlanning NV, Peer (BeLgiÜ). Formaat A4, 160 pp. kaarten in kleur 36pp. register met ca. 15.000 straatna- men. ISBN 90 02 19792 6. Prijs f 79,90. Een van de meest geraadpleegde atlas sen uit mijn collectie is het deel van de Stratenatlas van Nederland geweest (1984) dat de omgeving van mijn woon- plaats afbeeldde. Obscure sportterrei- nen waar de kinderen op zaterdagmor- gens met hun elftalgenoten naar toe gebracht moesten worden voor hun aandeel in de jeugdeompetitie, de boerderijtjes waarin collega's zieh had- den teruggetrokken, en galeries met een wat meer exotische locatie heb ik er altijd moeiteloos in kunnen vinden. Ik me er altijd over verbaasd dat die eerste Stratenatlas-serie nooit voltooid is: alleen Utrecht, Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg en delen van Gelderland werden uitge- bracht. De uitgave is nu overgegaan van Uitgeverij Het Spectrum naar Uitgeverij Standaard, en de serie is daarmee nieuw leven ingeblazen. Er zijn in 1994 nieuwe edities van Utrecht/Flevoland en Zuid- Holland uitgekomen en nieuwe delen van Noord-Holland, Gelderland en Friesland. In 1995 zullen de delen Noord- Brabant, Limburg en Groningen ver schijnen. Dan blijven Overijssel en Drenthe nog over voor 1996, en in dat jaar zal 00k nog een nieuwe editie van Drenthe uitkomen. Het is de ßlosofie van deze atlasserie om alle straatnamen in Nederland in beeld te brengen, op overzichtskaarten, en waar dat ten behoeve van de duidelijkheid nodig is, 00k op detailkaarten. Er is dus sprake van een systematische bedekking en dat is het grote verschil met andere publikaties op dit gebied, die alleen naar straatnamen in stedelijke gebieden kijken. Bij de van 1984-1992 versehenen eerste serie was er sprake van overzichtskaarten 1:20.000 en detailkaarten 1:10.000. In deze tweede serie is men daarvan afge- stapt, en is de schaal van de overzichts kaarten teruggebracht naar 1:40.000. De kartografie is tegelijkertijd sterk ver- beterd waardoor de effecten van die schaalreductie enigszins worden opge- heven. Het aantal kaarten op de schaal 1:10.000 is tevens sterk vergroot. Ver- geleken met de eerste editie is er voor de provincie Utrecht sprake van een toena- 1995-XX1-3 me van 14 pp. detailkaarten naar 33 pp., met kaarten van in totaal 87 kernen. De verwijzing van de indexkaart naar de detailkaarten is verdwenen; daarvoor in de plaats vindt men op de overzichts kaarten omkaderde cijferverwijzingen (die qua uitvoering echter moeilijk te onderscheiden zijn van de op dezelfde manier aangegeven wegennummers) naar de betreffende detailkaarten. Deze tweede serie is nu duidelijker op provincies gericht. Dat is verstandig, want ondanks het gerommel met stads- provincies is dat toch nog steeds het referentiekader van de Nederlanders (dat pleit tevens voor het opnemen van een aparte signatuur voor provincie- grenzen, die nu op dezelfde manier als gemeentegrenzen worden aangegeven) Men Staat nu niet meer voor de verras- sing zoals bij de eerste serie waarbij men bij aankoop van het deel Utrecht wel het Gooi en de Betuwe meekreeg maar niet het oosten van de Heuvelrug. Wel waren in de eerste serie de detail kaarten logisch in de overzichtskaarten ingebed die band is nu verdwenen en het is moeilijk de systematiek in de volgorde van opname van de detail kaarten te doorgronden. Er is bij de produktie van deze tweede serie duidelijk recent kaartmateriaal als uitgangspunt gebruikt. Nieuwe wijken staan er goed op en straatnamen zijn met zorg gespeld. Een enkele keer had een straatnaam wat handiger geplaatst kunnen worden, maar daar is toch bij straatnamen zelden veel eer aan te behalen. Het kaartschrift is op een effi- ciente manier gestruetureerd: kleine kapitalen voor de straatnamen, grote voor de plaats- en gemeentenamen, onderkastletters voor andere aandui- dingen zoals namen van industrieen, instellingen, attracties enz. en cursief schrift voor waternamen. Hoewel het niet apart verklaard wordt is aan de namen van de kernen de naam van de gemeente waar ze bij hören toege- voegd. Een enkele maal zijn de namen van de plaatsen verwarrend geplaatst ('Centrum Zeisf is zeker niet de bena- ming van de plaatselijke verzetswijk en staatsliedenkwartier) en kan men op het verkeerde been gezet worden door- dat plaatsnamen soms 00k ergens in het platteland als gemeentenaam staan aangegeven - als dat het geval is zou dat eigenlijk 00k aan het kaartschrift af te lezen moeten zijn. In de legenda worden bebouwd gebied, water, groen (bos, park, sportterrein) en industriegebied met vlaktinten onderscheiden van het overige gebied; verder 5 categorieen van wegen en 23 111

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 121