I995-XXI-3 Knowledge engineering for generaliza- tion. Het beschrijft een pilot-project voor (semi-) automatische generalisatie van de schaal 1:50.000 naar 1:250.000 van Canadese kaarten (Canada Centre ofMapping, CCM). Het experiment bevat drie hoofd- items: element-selecde door vergelijk van de legenda's 1:50.000 en 1:250.000 datareductie door middel van polylijn- vereenvoudiging en samenvoeging en aansluiten van de verschillende deelbe standen. Als resultaat bleek onder meer dat de automatisch gegeneraliseerde kaarten sterk afweken van de handma- tig gegeneraliseerde kaarten. Samenvattend: het kartografische ge- neralisatieproces steunt voornamelijk op menselijk visuele processen. Een combi- natie van 'rule-based' en algoritmische benadering belooft succes in de toe- komst, op voorwaarde dat de rule-base kan worden vastgesteld. De gegevens moeten als complete objecten worden opgeslagen (bijv. weg incl. kruispunten). CCM heeft enkele regels ontwikkeld maar deze zijn nog lang niet voldoende. In deel II, data modelling issues, is het hoofdstuk Representing geographica! meaning van Timothy L. Nyerges op- genomen. Nyerges benadrukt het be lang van de geografische betekenis van objecten bij het maken van modellen en databases om tot een goed generali- satieresultaat te komen. En van de re- denen waarom ervaren kartografen niet kunnen beschrijven hoe de generalisa tie plaatsvindt, is omdat ze nooit de middelen hebben gehad om de kennis die ze gebruiken bij het generaliseren systematisch te kunnen vastleggen. De basis van die kennis betreff de betekenis (meaning). Dit houdt zowel in de con- text, waarin ze geplaatst is, als het wezen van de objecten. Consequent gerede- neerd betekent dit dat een geografische database de kern is van een kartografi sche database. Schrijver maakt dan 00k onderscheid tussen het digitale land- schapsmodel (dlm) en het digitale kar tografische model (DKM) In een DLM is sprake van statistische generalisatie, in een DKM is sprake van kartografische generalisatie. Het vijfde hoofdstuk is van de hand van Marc E Armstrong, getiteld Knowledge Classification and Organization. Naar de mening van Armstrong heeft generalisa tie een artistieke traditie, waarbij de kar- tograaf de kennis van kartografische conventies integreert met menselijke cognitieve processen om de informatie op een dusdanige wijze weer te geven dat de kaartlezer er een betekenis aan afleest. Generalisatiedoelen en resulta- ten zijn meestal siecht gedefinieerd en daardoor kan generalisatie op meerdere wijzen worden uitgevoerd, waarbij geen enkele wijze superieur is aan de andere. Voor de generalisatie zijn drie soorten 'kennis' nodig: geometrische, structure- le en procedurele. David M. Mark schrijft over Object modelling and phenomenon-based generalization. Ook Mark benadrukt het belang van de geografische benade ring. Reeds lang is bekend dat bij gene ralisatie zowel geografie als grafisch ont- werp van belang zijn. Hij verwijst onder meer naar een artikel van Pannekoek uit 1962 die toen opmerkte dat generalisatie als een soort 'toegepaste geografie' beschouwd kan worden. Om dit in een digitale omgeving te realiseren is een expert-systeem nodig, gebruikmakend van goed gedefinieerde regels, en een object-georienteerde benadering. Daarvoor dienen vier Subklassen van objecten gedefinieerd te worden: entities (de geografische werkelijkheid), symbols (de kartografische werkelijkheid), objec ten (de digitale weergave) en features (samengesteld uit entities, symbols en objects met gelijksoortige kenmerken) In het tweede deel gaat de schrijver in op de werkwijze van het samenstellen van de kaart 1:24.000 uit luchtfoto's en veld- werk (USGS). Op basis van deze regels worden een aantal digitale generalisatie- regels ontworpen. Hoewel compilatie van kaarten en generalisatie verschillen de processen zijn, kunnen er toch paral- lellen worden getrokken. Deel III (Formulation of rules) bevat een aantal artikelen over het formule- ren van generalisatieregels welke nodig zijn om de automatische generalisatie beter te laten verlopen. Het eerste artikel in deze serie is van de hand van M. Kate Beard: Constraints on rule formation. Automatisering van een proces vereist de formulering en ontwikkeling van goed gedefinieerde en ondubbelzinnige regels, maar bij de kartografische gene ralisatie levert dit een aantal specifieke problemen op. Verschiliende factoren vormen een belemmering: Generalisatie wordt traditioneel uit gevoerd als een individuele artistieke arbeid en bevat subjectieve compo- nenten die zieh niet in regels laten vatten. Een volgende beperking wordt ge- vormd door verschillende eisen per toepassing van de generalisatie: bijv. bodemkaart, zeekaart. Een derde moeilijkheid wordt ge- vormd door de grote variatie in ruimtelijke en niet-ruimtelijke eigen- KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT schappen van de objecten. De loka le context speelt een belangrijke rol. Samenvattend wordt gesteld dat gege vens weergeven op verschillende niveaus van abstractie consistent is met de wijze waarop mensen de wereld bekijken. Automatische generalisatie die alleen een reeks voorgedefinieerde produkten oplevert, is niet voldoende. Een goed systeem dient de gebruikers in Staat te stellen elke gewenste generalisatie te scheppen (toepassingsgericht). Flexibi- liteit is noodzakelijk, alle regels behoe- ven niet van te voren bekend te zijn. De volgende auteurs die zieh bezig hou- den met een rule-based systeem zijn Dianne E. Richardson en JeanClaude Müller: Rule selection for small-scale map generalization. Nieuw dan wel voortgezet onderzoek dient het volgen de resultaat te hebben: ontwikkeling van automatische ge neralisatieregels en procedures voor een gehele produktenreeks (incl. groot en kleinschalige topografische en thematische kaarten), de implementatie van object-geo rienteerde procedures waarin de we- zenlijke betekenis van objecten en de onderlinge relaties met andere objecten worden betrokken, de aanvaarding van concepten met gebruik van algoritmen en rule-based benaderingen, rekening houdend met vector- en raster-datastrueturen. Selec- tie wordt hier als een van de belang- rijkste punten beschouwd. Barbara P. Buttenfield's bijdrage draagt de titel A rule for describing line featu- re geometry. Dit hoofdstuk onderzoekt een methode voor het genereren van kaartelementen op vele schalen vanuit een enkel digitaal bestand en presen teert een regel waardoor de schalen worden gedetermineerd, waarop de geometrie van lijnelementen naar ver- wachting verändert. De regel die hier gepresenteerd wordt heet 'struetuur signature'. Het nut is echter nog specu- latief. De strueture signature is een begin. Het komt erop neer dat elk lijn- element gelabeld moet worden om aan te geven op welke schaal ze al dan niet gebruikt moet worden. Mogelijk is dit aan te geven via de header-informatie. De laatste auteur uit de groep 'rule- based Systems' is Robert Weibel in Amplified intelligence and rule-based Systems. Weibel brengt naar voren dat veel moeite en tijd is gestopt in algorit men voor lijnsimplificatie. Echter niet in een samenhangende generalisatie van onderling gerelateerde dementen (denk aan topografische kaarten). Als gevolg daarvan hebben veel auteurs 114

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 124