Een kwart eeuw
tijdschrift
Een aarzelend begin
I995-XXI-3
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
duktie van de Topografische Dienst, werden in snel tempo
voor het gehele land herdrukt met het militaire UTM-kaart-
net. Daarnaast ontstonden de 'civiele' kaartseries, op dezelfde
schalen, die zieh van de militaire slechts onderscheiden door
de toepassing van het nationale RD-coördinatensysteem.
De topografische informatievoorziening voor civiele toepas-
singen krijgt een Stimulans door de beslissing, in 1952, om
een kaartserie 1:10.000 te gaan produceren.
In de jaren vijftig volgen voorts nog de produktie en vol-
tooiing van de kaartseries 1:100.000 en 1:250.000, de laatste
als opvolger van de vroegere serie 1:200.000.
Met de grootschalige kaartseries van de grote gemeenten
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag kan de gebruiker eind
jaren zestig beschikken over een volledig en gedetailleerd karto-
grafisch bestand aan gedrukte kaarten. Voor het professionele
gebruik beginnen de filmcalques een steeds grotere rol te speien.
Om deze produktie-activiteiten mogelijk te maken worden
moderne opname-methoden en kartografische technieken
ge'introduceerd, verbeterd en aangepast. Fotogrammetrie,
plastic graveertechniek, stripmaskmethode en moderne off-
set worden standaard bij de vooraanstaande kartografische
organisaties.
De aandacht voor kaartinhoud en vormgeving begint zieh
sterker te ontwikkelen nadat de eerste Nederlandse hoogle-
raar in de kartografie, Koeman, in 1959 de vraag gesteld heeft:
'hoe zeg ik wat tot wie?'.
Het stellen van deze vraag leidt niet zonder meer tot opzien-
barende ontwikkelingen in de topografische uitbeelding van
ons land. In de jaren zeventig is er eerder sprake van een
zekere stabiliteit op het terrein van de topografische karto
grafie. Men kan het 00k de stilte voor de storm noemen!
De eerste, voorzichtige stappen op het gebied van de auto-
matisering worden omstreeks 1975 gezet. De verwachtingen
zijn hoog gespannen, maar pas rond 1990 is sprake van een
werkelijke doorbraak door het beschikbaar komen van
geschikte en goedkope Software en hardware.
Het denken over topografische informatie en topografische
Produkten heeft dan inmiddels een groeiproces ondergaan.
Van het automatiseren van het produktieprocede is de aan
dacht verlegd naar de produktie van topografische data als
een nieuw basisprodukt. Dit nieuwe produkt is de grondstof
voor een geheel nieuwe tak van informatievoorziening en
informatiegebruik in geografische informatiesystemen.
Rondom de invoering van nieuwe technieken en produkten
tekent zieh een andere ontwikkeling af: de gebruiker komt
opnieuw in beeld. Zeker ten aanzien van de topografische
informatie komt nu pas de vraag van Koeman in alle scherp-
te naar voren. Wat in de klassieke topografische informatie
voorziening (de papieren kaart) geen vraag meer was, wordt
weer de vraag. Wie is de nieuwe gebruiker, wat wil hij en, een
steeds belangrijker vraag, wat wil hij betalen? Immers, de
digitale informatie heeft haar prijs!
De gebruiker is opnieuw in beeld gekomen, niet alleen indi-
vidueel, maar 00k collectief. Welke informatie heeft de maat-
schappij nodig, welke investeringen heeft de maatschappij
ervoor over, en hoe doelmatig kan de informatievoorziening
georganiseerd worden? De discussie over een nationale infor-
matie-infrastruetuur komt op gang. Ook op Europees
niveau lijkt de discussie in een stroomversnelling te geraken.
Een kwart eeuw topografie, van 1969 tot 1994, toont ons bij
uitstek een veranderingsproces. De traditionele topografische
kartering heeft in techniek, inhoud, vormgeving en landelij-
ke bedekking haar toppunt bereikt. Het
aanbod is breed; naar de vraag wordt
niet meer geluisterd.
De producent weet wat het beste is, de
klant is tevreden.
De doorbraak van nieuwe technologie
resulteert in hernieuwde aandacht voor
oude vragen: wat heeft de gebruiker
werkelijk nodig? Bovendien vraagt de
complexer geworden maatschappij, na
tionaal en in toenemende mate inter-
nationaal, om bredere aanpak en inte
grale oplossingen.
De klant zal slechts tevreden zijn, als de
producent aan zijn wens voldoet.
De vraag is nu aan de orde of het Kar
tografisch Tijdschrift onder het bezielende
redacteurschap van de scheidende FJO
haar taak vervuld heeft in het registreren,
analyseren, interpreteren en wellicht ook
stimuleren van deze ontwikkelingen.
Periode
totaal aantal
artikelen
aantal 'topografische'
artikelen
aandeel
1958 -1969
74
18
25%
1969 - 1974
1975 - 1989
1990 - 1994
44
383
136
5
38
27
11%
10%
20%
Tocaal Kartografie
118
^3
20%
Totaal
Kartografisch Tijdschrift
519
65
12%
Totaal Kartografie
Kartografisch Tijdschrift
637
88
14%
In bijgaande tabel is aangegeven welk
aandeel de artikelen over topografische
kartografie innemen in het totaal van
gepubliceerde artikelen.
Hieronder volgt een nadere karakteris-
tiek van de drie perioden op basis van de
inhoud van die artikelen.
De toetreding van twee 'echte' subre-
dactieleden in 1969 bracht niet direct
ingrijpende wijzigingen in de vormge
ving en inhoud van het tijdschrift met
zieh mee.
De periode ervoor, onder alleenheer-
schappij van redacteur Koeman, is ge-
kenmerkt door een grote belangstelling
(25% van alle artikelen) over topografi
sche onderwerpen. De inhoud is voor-
32