^verder^
sveen
zettingen
[Hyperlink doordmk op de knop
Deze veenlaag wordt
Basisveen genoemd,
omdat het in laag-
Nederland aan de
basis van de Holocene
afzettingen ligt, meteen
boyen het Pleistocene
dekzand. De yeenlaag
ligt in het westen 20
meterdiepenkomtbij
Utrecht aan de oppervlakte
[111111 oude duinen basisveen
H|1 zeeklei III pleistoceen
dekzand
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
1995-XXI-3
met als belangrijk onderdeel een atlas-
symposium. De lezers van het KT wor
den op de hoogte gehouden door een
themanummer atlaskartografie: KT.1977.
III.4. Daarin staan onder andere bijdra-
gen van Ormeling sr. over honderd jaar
Bosatlas [9] en van Piket over de inhou-
delijke veranderingen in die atlas [10].
Verder levert Pannekoek leerzame kritiek
op de weergavemethoden en de vormge-
ving van de Bosatlas [11]Tevens meldt
hij in een nabeschouwing op At Atlas van
Nederland, eerste editie - waarvan hij
hoofdredacteur was - dat er al een werk-
groep bezig is met het plannen van een
tweede editie, die heel anders van opzet
en uitvoering zal zijn [12] (zie figuur 1).
Figuur 2.
Een demo moet de
mogelijkheden van
het
Nationale-Atlas
Informatiesysteem
tonen.
Figuur 1.
De eerste en de
tweede editie van
de Atlas van
Nederland ver-
schillen in vele
opzichten van
elkaar.
Nederland
unaer invioea yan de stijging
yan de zeespiegel ging het
gro nd water stijge nHet riY ier-
water dat onyoldoende werd
afgevoerd Yormde
moerassen waarin planten
gingen groeien. Er werden in
een brede gordel veen lagen
geYormd en deze gordel Yer-
plaatste zieh met de kustlijn
oostwaarts. De Yeenlaag
werd in het westen bedekt
met zeeafzettingen.
Deze tweede editie is er gekomen. Ter-
wijl de eerste editie volgens het model
van Salichtchev sterk beschrijvend en
inventariserend is met het fysisch milieu
als uitgangspunt, vormt de tweede editie
een uitstekend voorbeeld van de veran-
derde doelstellingen, die hierboven reeds
zijn omschreven. Door de jaren heen zijn
de lezers van het KT op de hoogte gehou
den van de vorderingen. Dat het per-
spectief daarbij niet eenzijdig gericht was
op een enkel aspect, bijvoorbeeld de
inhoudelijke kant, mag blijken uit de
artikelen. De Smidt legt in 1981 de nieu-
we aanpak aan de lezers uit [8]Bakker
geeft uitleg over legenda en stramien van
de nieuwe adas [13], en meldt in 1984 dat
de eerste delen volgens plan zijn versehe
nen [14]Van der Linden gaat in op mar-
ketingaspecten [15], Schmitz doet verslag
van de voorgeschiedenis van de plannen
[16] en Zaat en Versteeg schrijven over de
vormgeving [17]. Nadat de tweede editie
in 1991 is afgesloten met het verschijnen
van het registerdeel geeft Pannekoek nog
een nabeschouwing van de gebruikte
kaarttypen, met goede en minder ge-
slaagde voorbeelden: voer voor aanko-
mend kartografen [18]! In 1988 was ove-
rigens al een nota 'Derde Editie Atlas van
Nederland' versehenen [19]maar helaas
is het nog niet van een Nationale-Atlas
Informatiesysteem (NAIS) gekomen (zie
tfllgroep Katogratle, Faxiitat Rulm tai| le v/etgiacn^pen, umuggtatutreeflt. 1990- 19=6
figuur 2). De door de auteurs gemaakte constatering dat karto
grafen kennelijk niet in Staat zijn te overtuigen waar het gaat
om de behoefte aan - en het gebruik van - gevisualiseerde
ruimtelijk informatie lijkt juist. In 1990 verschijnt een thema
nummer ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de
Topografische Dienst: KT.1990.XVI.3. Bakker doet daarin ver
slag van de recente hausse in adassen die zijn afgeleid van Pro
dukten van de Topografische Dienst [20]. Speciale vermelding
verdienen de door Wolters-Noordhoff uitgegeven Grote
Topografische Atlas van Nederland 1:50.000 in vier banden
(1987) en de twaalfdelige Grote Provincie Atlas 1:25-000 (1988-
1991), omdat ze door hun commerciele succes hebben bijge-
dragen aan '...een verdere demoeratisering van het gebruik van
die kaarten...' [21].
Alhoewel veel artikelen dus op vaderlandse gebeurtenissen
betrekking hebben, is de blik niet alleen naar binnen gericht
geweest. In de voormalige Sovjetunie zijn als gevolg van de pla-
neconomie bijzonder veel regionale adassen vervaardigd, al van-
af de revolutie in 1917. Ormeling meldt dat in 1972 [22], en
Salichtchev schetst later de wetenschappelijke basis, de toepas-
singsmogelij kheden en de toekomstperspectieven van de regio
nale atlassen [23]. Zijn verwachting dat ontwikkelingen in
vormgeving, automatisering van de produktie en het gebruik
van satellietopnamen zieh vooral zullen voordoen bij regionale
atlassen, terwijl nationale atlassen min of meer stabiel zullen blij-
ven, is niet helemaal uitgekomen. Er worden nog steeds regio
nale atlassen gemaakt (bijvoorbeeld door de Franse firma Reclus
[7]), maar de grote hausse is geweest, en de vernieuwingen zijn
zeker niet aan de nationale atlassen voorbij gegaan. Onder
redactie van Salichtchev verscheen in 1976 een standaardwerk
49