m m w m m De interpretatie van monitoringresultaten Wh v//r KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I995-XXI-4 op de aanwezigheid van een bepaalde informatieklasse in een gebied kan worden 'meegewogen'. De kennis die aan de basis van deze a priori waarschijnlijkheden ('priors') ligt kan afkomstig zijn van diverse bronnen: kaarten, luchtfoto's, eerdere remote-sensing-classificaties, experts, persoonlijke ervaring. In de liceratuur zijn verschillende benaderingen beschreven volgens welke kaartinformatie in het classifica- tieproces kan worden betrokken [4]Ze zijn vaak gebaseerd op het principe dat met behulp van een bepaalde variabele (bijvoorbeeld bodemsoort) een stratificatie van het satelliet- beeld kan worden verkregen, en dat aan elk Stratum een eigen set priors voor de onderscheiden klassen kan worden toegekend (figuur ja). Bij het vaststellen van priors kan te- vens rekening worden gehouden met onzekerheden en overgangszones tussen klassen ('fuzzy' grenzen), zoals in fi guur 7B wordt ge'illustreerd. Met het 00g op een optimale classificatienauwkeurigheid (minimale kosten, maximale baten) doet de volgende vraag zieh gelden: hoe kan men bepalen hoeveel van welke kennis wanneer op een zinvolle wijze in het classificatieproces moet worden gebracht? camotius probeert de gebruiker op dit gebied te ondersteunen door een aantal richtlijnen aan te bieden, zoals: wanneer extra gegevens in het proces worden ingebracht, begin dan met hetgeen reeds voorhanden is, zoals be- staande classificaties die zijn opgeslagen in een gis, voor- dat tot de aanschaf van nieuwe en dure bestanden wordt overgegaan; complexe, geautomatiseerde procedures kunnen wellicht worden voorafgegaan door meer eenvoudige, interactieve benaderingen; het verwij deren van artefacten uit het clas- sificatieresultaat is meer gebaat bij een op maat gesneden visuele interpretatie dan bij een geautomatiseerde, maar ingrijpende, 'majority filtering'; aan de hand van de aposteriori waarschijnlijkheden kun nen verbeteringen in het classificatieresultaat worden ge- volgd; een aanzienlijk verschil tussen de maximale en tweede waarschijnlijkheid kan duiden op weinig verwar- ring (figuur 5); de interpretatie van onzekerheidspatronen op basis van de waarschijnlijkheden kan leiden tot de identificatie van ge- bieden die meer aandacht behoeven; additionele kennis kan dan gericht worden ingezet, en alleen wanneer deze gebieden essentieel voor de Studie blijken te zijn. Het is duidelijk dat deze algemene suggesties, afhankelijk van het betreffende toepassingsgebied, verder uitgewerkt dienen te worden. Voor de classificatie en monitoring van kassen, die een belangrijke rol innemen in de praktische studies in het CAMOTius-project, is reeds gewerkt aan richt lijnen die zijn gebaseerd op beschikbare en geschikte addi tionele gegevens in bepaalde gebruikersomgevingen [5]. De interpretatie van de classificatieresultaten kan aanzien lijk worden verbeterd door de beschikbaarheid van richtlij nen. Dit is zeker het geval wanneer deze classificaties geen eindresultaat vormen, maar deel uitmaken van een monito- ring-operatie gebaseerd op een post-classificatie vergelijking (zie de sectie over monitoring hiervoor). riguur 7. A. Op grond van een bodemkaart kan het satelliet- beeld worden opge- deeld in strata, met een eigen set a priori waarschijn- B. Het karakter van overgangszones of 'fuzzy 'grenzen tussen klassen kan met behulp van a priori waarschijn lijkheden worden beschreven. In dit voorbeeld worden voor twee klassen, A en B, twee com- plementaire fiinc- ties beschreven. ./.and P(gewas A) 0.7 P(gewas B) 0.3 P(gewas A) 0.2 P(gewas B) 0.8 P(A) P(B) De kwaliteit van de afzonderlijke clas sificaties is bepalend voor de mate en ernst van fouten en onzekerheden in de veranderingsinformatie. Figuur 8 il- lustreert het feit dat het raadplegen van de uitgangsgegevens (de classifica ties) en de bijbehorende meta-infor- matie bijdraagt aan een betere inter pretatie, hetgeen de opslag van deze gegevens in een informatiesysteem rechtvaardigt. Bovendien kunnen interpretatieregels worden toegepast om het onderscheid te maken tussen daadwerkelijke veran- deringen en artefacten in het monito- ringbeeld. Kennis over de betreffende informatieklasse is hiervoor onont- Figuur 8. De interpretatie van monitoring resultaten kan baat hebben bij de origi- nele classificaties en de bijbehorende meta-informatie. beschrijving leffect t1 geen geen geen commi: geen omissii commissie geen onveranderd toename afname afname commissie commissie onveranderd commissie commissie afname commissie commissie toename afname geen toename omissie onveranderd omissie afname omissie toename commissie toename commissie omissie 7X f/SS VA 4% leonische representatie van een classificatie //V7 bestaande uit 2 klassen, A en B. Er wordt aangenomen dat deze situatie fout-vrij is, f "I zowel op tijdstip t1 als tijdstip t2. Hierdoor ontstaan commissiefouten voor I klasse A als de klasse de zwarte grenslijn i1 overschrijdt. Omissiefouten voor klasse A lI ontstaan als klasse B deze grens overschrijdt.mM toename onveranderd afname 18

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 24