De Amsterdamse atlasproduktie
in de jaren 1630
een nachtmerrie voor de bibliograaf
De nieuwe
Atlantes Neerlandici
Beschrijvingsmethode
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I995-XXI-4
P.C.J. van der Krogt
Historische kartografie; atlaskartografie; praktijk
Historie cartography; atlas cartography; applications
Cartographie historique; cartographie d'atlas; applications
TREFWOORDEN
KEYWORDS
mots-cl£s
In een van de varia-sessies tijdens de i6e Internationale
Conferentie voor de Geschiedenis van de Kartografie
ging Peter van der Krogt dieper in op een van de groot-
ste problemen in de samenstelling van de nieuwe biblio-
grafie van Nederlandse atlassen: het voorkomen van
'onstabiele edities'. Het bibliografische principe van het
beschrijven van het 'ideale exemplaar' is daardoor niet
mogelijk. Hier volgt de vertaalde tekst van de lezing.
De Atlantes Neerlandici [1] van prof. C.
Koeman, de bibliografie van in de Ne-
derlanden uitgegeven atlassen tot 1880,
verscheen in vier delen tussen 1965 en
1970 (later gevolgd door een indexdeel
en een bibliografie van latere atlassen).
Omdat dit werk inmiddels geheel uit-
verkocht is [2] besloot hes Uitgevers
in 't Goy-Houten een nieuwe editie uit
te geven. Onderzoek toonde aan dat
een fotografische heruitgave van de
dertig jaar oude publikatie niet zou
voldoen aan de huidige standaarden.
Overeenkomstig de wet van de rem-
mende voorsprong leed prof. Koemans
bibliografie - de eerste in zijn soort -
aan diverse kinderziektes die typisch
voor een pionier zijn. Daarom werd
besloten een geheel nieuwe editie
samen te stellen. In het algemeen
wordt prof. Koemans methode ge
volgd: bibliografische beschrijvingen
van de atlassen en kartobibliografische
beschrijvingen van de kaarten erin, elk
volgens eigen regels. De kaartbeschrij-
vingen worden gemaakt volgens de
isbd(cm) [3] en worden hier verder
niet besproken. Voor de beschrijving
van de atlas als boek worden de Prin-
Dr. P. C.J. van der
Krogt is onderzoe-
ker bij de vakgroep
Kartografie, Facul-
teit Ruimtelijke
Wetenschappen
Utrecht (Heidel-
berglaan 2,
3384 CS Utrecht)
ciples of bibliographical description van Fredson Bowers [4]
gebruikt.
Het project startte met een enquete naar meer dan 1500 bi-
bliotheken over de gehele wereld, waarbij gevraagd werd
naar het bezit aan landatlassen uitgegeven vöör 1800 (zee-
atlassen en de i9e en 20e-eeuwse atlassen hebben een specia
le benadering nodig). Om het antwoorden eenvoudig te
maken voor bibliotheken met alleen een alfabetische catalo-
gus werd een lijst van de elf belangrijkste auteurs/uitgevers
bijgevoegd. De enquete resulteerde in het eerste bedrijf van
de nachtmerrie: 10.000 exemplaren van Nederlandse atlas
sen in ongeveer 750 bibliotheken werden bekend. Om effi-
cient met deze aantallen te kunnen werken was een Compu
ter meer dan nodig.
Daarop werd aangevangen met de beschrijving van de atlas
sen. In de eerste fase kwamen alleen de folio-atlassen van
Mercator, Hondius en Janssonius in aanmerking [5]. Vol
gens Bowers' Principles is 'the concern of the descriptive bi
bliographer is to examine every available copy of an
edition of a book in order to describe in bibliographical
terms the characteristics of an ideal copy of this edition...'
(p. 6) Een 'ideal copy' is gedefinieerd als 'a book which is
complete in all its leaves as it ultimately left the printer's
shop in perfect condition and in the complete State that he
considered to represent the final and most perfect State of
the book' (p. 113). De beschrijving moet dus gemaakt wor
den van een 'ideaal exemplaar' en niet van een individueel
exemplaar, omdat een van de belangrijkste doeleinden van
een bibliografische beschrijving is een referentiebeschrijving
te maken, waarmee afwijkingen kunnen worden vastgesteld
en geanalyseerd als er een exemplaar van het boek met de
bibliografie wordt gecontroleerd (p. 113). Met ongeveer
1900 bekende exemplaren van de atlassen van Mercator,
Hondius en Janssonius was de beschrijving van elk be-
staand exemplaar fysiek niet realistisch. Daarenboven werd
bij het beschrijven van de atlassen uit de jaren 1630 en later
allengs duidelijk dat het ideale exemplaar, zoals bedoeld
door Bowers, voor zulke atlassen niet bestaat.
21