(CA ACI KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I995-XXI-4 waarop Barend Köbben en hij - tijdens het gezamen- lijke veldwerk in Frankrijk van kartografiestudenten van de Universiteit Utrecht en het itc te Ensche- de - het gebruik van remote-sensing-gegevens f~ aanleert. Sjef van der Steen, eveneens van het itc, introduceerde een standaard voor stroomdiagram- X men die zowel bij analoge als bij digitale kartografi- sche produktie te gebruiken is. De standaard is ont- wikkeld door de iCA-werkgroep 'Kaartproduktie Tech nologie' (die sinds Barcelona de iCA-commissie voor Kaart produktie heet, en waarvan Sjef het voorzitterschap overge- nomen heeft). De sessie Multimedia en Hypermapping werd druk bezocht. Aan de hooggespannen verwachtingen werd niet altijd vol- daan. Liouty uit Rusland beet de spits af met een verhaal dat sterk op ESRi-promotie gericht was (esri ontwikkelde arc/info). Zijn idee om een elektronische atlas van de we- reld te creeren is prachtig, maar zowel hij als Martynenko, die eenzelfde idee op maandag reeds presenteerde, lopen tegen enorme problemen aan zoals informatieverwerving, bijhouding, standaards enz. Vanwege het ontbreken van mensen van esri kon hij helaas geen werkende demo tonen. Vervolgens kwam de voorzitter van de middag, de Austra lier Bill Cartwright, aan het woord. Hij gaf een andere kijk op het ontwerpen van multimedia toepassingen in de karto- grafie aan de hand van metaforen zoals de verhaalverteller, de navigator, de gids en de specialist. De metaforen duiden op verschillende specialisaties van de programmatuur en op het doel waarvoor ze gebruikt kunnen worden. Leuke ideeen, alleen nog maar zeer beperkt uitgewerkt. Wel gaf hij het belang aan om in te speien op de behoeften en interesse van de 'Nintendo-generatie'. De daaropvolgende spreker, Daniel Dorling, vertelde over de manier waarop hij sociale thema's van Groot-Brittannie in kaart heeft gebracht. De digitale basiskaart wordt ge- vormd door een anamorfose, die is ontstaan door alle telge- bieden als een cirkel, proportioneel aan de bevolkingsdicht- heid, weer te geven. Het zuidoosten van Engeland komt hierdoor sterk vergroot naar voren, Midden-Engeland en Schotland worden juist sterk teruggedrongen. De getoonde voorbeelden zagen er goed uit, al is het afwachten hoe het publiek zal reageren op de New Social Atlas of Britain. Als kartografisch werk is het in ieder geval de moeite waard om eens te bekijken. Gedurende de hele week was er een Sterke aanwezigheid voelbaar van de werkgroep 'Kaartgeneralisa- tie'. Deze door Robert Weibel geleide groep had een aantal sessies en een paneldiscussie georganiseerd. Namens Neder- land heeft vooral Nico Bakker (van de Topografische Dienst) zieh in deze werkgroep geprofileerd. Er werd met name bediscussieerd wat de huidige stand van zaken is, en hoe de onderzoeksagenda voor de körnende paar jaar er uit moet zien. Na drie dagen kwamen de vol- gende zaken uit de bus. Met betrekking tot de kwaliteit kunnen twee aspecten worden onderscheiden: kwaliteit in relatie tot het doel van de generalisatie en kwaliteit in relatie tot de brongegevens van de generalisatie. Om deze aspecten te omschrijven blijken de huidige standaards niet voldoen- de uitgerust te zijn. Er zijn criteria nodig op het gebied van grafische aspecten, geometrie, semantiek, esthetiek en prag- matiek (in dit geval gebaseerd op empirische Studie). Uit- gangspunt is dat volledigheid op de eerste plaats komt en positionele nauwkeurigheid op de tweede plaats. De exaete volgorde is echter tevens van de toepas- sing afhankelijk. Er is een duidelijke behoefte vastgesteld aan methoden en algoritmen. De beperkingen liggen daarbij in de mate van in- teractiviteit en de kosten. De verwachting is dat empirisch onderzoek een Sterke bijdrage kan leveren in deze zaken. Men is zieh ervan bewust dat tevens een afweging gemaakt zal moeten worden tus- sen uitbreiding van een databank met deze gegevens en de kosten die daar tegenover staan. Met betrekking tot de formalisatie van kennis over generali satie kan men vaststellen dat er twee typen regels bestaan: expliciete regels (waarover vaak informatie voorhanden is, meestal geometrisch van aard) en impliciete regels (heeft betekenis voor de gebruiker, gebaseerd op ervaring). Tevens is er afhankelijkheid van de wijze van benadering door de eindgebruiker of door een ontwerper/onderzoeker. Her is vooral van belang om impliciete regels om te zetten in ex pliciete regels. Impliciete regels kunnen worden onderschei den in procedureel en strucrureel van aard, ieder aanwezig op drie niveaus: globaal (betrekking hebbend op klassen), lokaal (verwijzend naar de kaart) en associatief (refererend aan strueturen). De vertaling van impliciet naar expliciet kan op een aantal manieren geschieden. Hoofdzaak betreff het bekijken van activiteiten op verschillende schaalniveaus, om daaruit regels te distilleren. Het derde aandachtspunt van de werkgroep gaat uit naar het vaststellen van conflicten en de oplossing ervan. Er zijn altijd conflicten in de zin van strijd om ruimte. Zowel op geometrisch en semantisch niveau als op het gebied van de weergave. Er zal in de toekomst gewerkt moeten worden aan het samenvoegen van de verschillende generalisatie- routines die reeds zijn ontwikkeld zoals naamplaatsing, ver- plaatsing, samenvoeging en verzamelen. Verder moet er een Strategie worden bepaald voor het gebruik van de verschil lende technieken en moet er een maat komen voor het be palen van de effecten. Tevens zal gebruik gemaakt moeten worden van semantische kennis. Hierbij moet rekening worden gehouden met relaties tussen objecten en kaarten. De commissie kon in het algemeen tevens vaststellen dat er een gemeenschappelijk gegevensbestand zou moeten komen voor onderzoek, zodat resultaten beter vergeleken kunnen worden. Dat de aandachtspunten in ons vakgebied flink verschoven zijn vergeleken met een decennium of wat geleden, bleek wel uit de observatie van de voorzitter van de sessie Interac- tie met en visualisatie van ruimtelijke gegevens, dat Carol Mc Guinnes op dit congres de enig aanwezige cognitief we- tenschapper was. McGuinnes heeft bekeken wat voor zoek- strategieen gebruikers toepassen bij het exploreren van ge gevens. Ze heeft hiervoor verschillende 'interfaces' op een gegevensbestand ontwikkeld die een, twee of een groot aan tal variabelen tegelijk kunnen laten zien. De variabelen zijn de verschillende kaarten in het bestand. Ze heeft bekeken of er verschil is tussen expertgebruikers en niet-expertgebrui- kers van zo'n systeem. Gebleken is dat bij een variabele geen verschil tussen beide soorten gebruikers ontstond. Bij meerdere variabelen was er een significant beter resultaat bij de expertgebruikers. Na haar onderzoek kon ze concluderen dat expertise alleen effect heeft bij een hogere mate van in- teractie. 52

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1995 | | pagina 58