KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I996-XXII-I
Ontvolking en ondergang van
het rijk Blambangan
In vroeger eeuwen maakte de vlakte van Banjuwangi deel uit
van het Hindoerijk Blambangan dat zieh uitstrekte over het
grootste deel van Javas Oosthoek. Tegenwoordig wordt de
naam Blambangan nog gebruikt voor het schiereiland in het
uiterste zuidoosten van Java (figuur 1). Vervolgens wordt in
de linker bovenhoek van beide Fragmenten (figuur 2 en 3) op
de plaats van een vroegere kraton van de vorsten van Ba-
lambangan nog een kampong van die naam gevonden. Het
rijk was in de 17c en i8e eeuw een twistappel tussen het isla
mitische rijk Mataram in Midden-Java en de Hindoevorsten
van Bali. In Javaanse legenden is Blambangan het rijk dat
weigerde islamitisch te worden. In de machts- en gods-
dienststrijd die hier ontbrandde werd het rijk vooral in de
17c eeuw herhaaldelijk geteisterd door roof- en plundertoch-
ten en brandschattingen door beide rivalen. Vooral Mata
ram, dat alleen al in de periode 1625-1650 vijf strooptochten
ondernam, was gevreesd. Teneinde Blambangan blijvend aan
de mvloed van de Balinese vorsten te onttrekken pasten de
Javanen de politiek der verschroeide aarde toe en voerden bij
herhaling inwoners van Blambangan als slaven weg. De te-
genaanvallen van de Balinezen droegen tot verdere ontred-
dering en ontvolking bij [2]. Na het uiteenvallen van het
rijk Mataram (1755) scheen er een periode van herstel aan te
breken. De Balinese stadhouders - die het nu alleen voor
het zeggen hadden - maakten het echter zo bont, dat de res-
terende Blambangers de hulp van de Verenigde Oostindi-
sche Compagnie (voc) inriepen, die tot dusver aan het ver-
armde gebied geen aandacht had geschonken. Inderdaad
ging de Compagnie, beducht voor Engelse inmenging, in
1772 tot bezetting van de restanten van het oude rijk over.
Begrijpelijkerwijs werd de vriendschappelijke relatie van de
Figuur 2. De vlakte
van Bajuwangi vol-
gens de kartering
van 1924.
Figuur 3.
Fletzelfde gebied
ruim 24 jaar later.
voc met Bali hierdoor verstoord. Ter
bevestiging van de bezetting werd
enige jaren later aan Straat Bali de ne-
derzetting Banjuwangi gesticht, alwaar
een garnizoen van huursoldaten werd
gelegerd. Daarmee was de rust echter
geenszins gewaarborgd. Tijdens het
Engelse interregnum (1811-1815) vielen
Balinese vorsten opnieuw Oost-Java
binnen. Maar Banjuwangi hield stand.
De aanvallers werden teruggeslagen en
in 1814 middels een strafexpeditie naar
Bali door luitenant-gouverneur Raffles
tot de orde geroepen. Tot overmaat
van ramp vonden in 1796 en in 1817
uitbarstingen van het vulkanische Id-
jencomplex plaats. Vooral de erupde
van 1817, die gepaard ging met hevige
asregens en modderstromen, richtte in
de wijde omgeving verwoestingen aan,
waardoor Blambangan opnieuw ern
stig ontwricht werd. Rondom de
eeuwwisseling maakte het rijk reeds
een verlaten en verpauperde indruk.
Blambangan is ondergegaan zo schrijft
de natuuronderzoeker Franz Junghuhn
die het gebied in 1844 bereisde. Bij de
bevolking, die nog slechts een gering
restant vormde van de vroegere popu-
latie, vond hij ternauwernood nog her-
inneringen aan de naam [3]
hf.lUr
SUMBERBERA5 f