KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I996-XXII-I
Figuur 4. De 'grote broer'Roland900.
zingen en de presentaties. Ook be
dankte hij de directie van Mahez voor
deze leerzame en geslaagde dag en met
name Wim Kelder voor de geboden
gastvrijheid. Mahez, kartotech 3 was
een succes!
Chr.], Snabilie
Verslag studiedag werkgroep
Geschiedenis van de Kartogra-
fie, 24 november 1995
Op 24 november 1995 hield de werk
groep voor de Geschiedenis van de
Kartografie een studiedag. Na een eer-
ste studiemiddag, gehouden op 12 mei
1995 in het Rijksarchief in Noord-Hol-
land te Haarlem waar de kaartcollectie
van genoemd archief centraal stond
(voor een verslag hiervan zie: Caert-
Thresoor\4 (1995) 4, pp. 93-94), waren
we nu te gast bij de vakgroep Karto
grafie van de Faculteit der Ruimtelijke
Wetenschappen van de Universiteit
Utrecht. In tegenstelling tot eerder ge
houden bijeenkomsten had deze stu
diedag geen centraal thema. Onder de
titel Capita Selecta werden in totaal
zeven presentaties gegeven die elk de
moeite waard waren, maar die onder-
ling geen enkel verband hadden. Le-
zingen werden gepresenteerd door
prof.dr. F.J. Ormeling (concepten in
de geschiedenis van de kartografie), D.
de Vries (De kaart van Palestina door
C.W.M. van de Velde (1858): een
authoriteitsstuk), M. van Egmond
(Kaarten voor de Staten-Generaal:
troeven of slappe was?), J. Smits (ver-
zamelaars en hun verzamelingen),
M.P.R. van den Broecke (Platen en
staten in Ortelius' Theatrum orbis ter-
rarum) en P.C.J. van der Krogt (De
Amsterdamse atlasproduktie in de
jaren 1630: een nachtmerrie voor de
bibliograaf). Als laatste gaf R.P. Od-
dens, beheerder van de kaartcollectie
van de Faculteit der Ruimtelijke We
tenschappen, een overzicht van de be-
langrijkste deelcollecties en de daarop
beschikbare toegangen. Aansluitend
konden de deelnemers nog een flink
aantal bijzondere kaarten uit Oddens'
collectie bekijken.
De eerste lezing van Ferjan Ormeling
sprak mij het meeste aan. De reden is
dar er een onderwerp gepresenteerd
werd waarover binnen Nederland zieh
nog nooit iemand het hoofd gebroken
had. Een aanzet over mogelijke bena-
deringswijzen, c.q. wijzen van waaruit
je het vakgebied dat we geschiedenis
van de kartografie noemen kunt bena-
deren (de concepten) is nu gegeven.
Zijn lezing was inhoudelijk overigens
aan de moeilijke kant en het is voor-
stelbaar dat bij menigeen nog dezelfde
dag een hoop van de gegeven informa-
tie weer wegvloeide. Vandaar dat het
met name voor deze lezing van het
grootste belang is dat hij gepubliceerd
wordt.
De lezing over de Leeuwardense mili-
tair en kaartmaker Charles William
Meredith van de Velde ädernde in alle
opzichten de degelijkheid die we van
Dirk de Vries gewend zijn. Flet is een
presentatie waar je, zelfs al zou je dat
willen, geen speld tussen kunt krijgen.
Van de Velde gaf, naast diverse kaarten
van delen van Nederlands-Indie, een
belangrijke, maar volgens De Vries in
Van de Veldes tijd niet goed naar
waarde geschatte kaart van Palestina
uit. Middels de publiciteit die de 19c-
eeuwse kaartmaker nu achteraf krijgt,
wordt deze tekortkoming enigszins
goedgemaakt.
In de derde lezing ging Marco van Eg
mond in op een groep kaarten waar-
van sommigen mogelijkerwijs wel het
bestaan kenden, maar waar nog nooit
iemand wat nauwkeuriger naar geke-
ken had. Flet betreft de kaarten die
voorkomen in de 'Flandelingen' en in
de 'Bijlagen bij de Flandelingen' van
de Staten Generaal. De meeste kaarten
blijken voor te komen in de laatste
groep. Flet blijkt dat sommige perio-
den hausses van kaarten opleverden,
terwijl in andere jaren een flinke terug-
loop in het aantal kaarten in de Bijla
gen blijkt voor te komen. Ook blijken
er grote verschillen te bestaan in het
vermelden van bibliografische gege-
vens op de kaarten (opvallend, maar
tegenwoordig blijkt dit slechter ver-
zorgd te zijn dan vroeger). Kortom,
een heel aardig onderwerp.
De lezing van Jan Smits had iets van
enkele Capita Selecta binnen eenzelfde
dagthema. Flet bestond uit het noe
men van een aantal, mijns inziens wat
willekeurig gekozen, kaartcollectio-
neurs. Bijzonder aardig in zijn voor-
dracht vond ik zijn onderscheid in
kaartverzamelaarstypen. Wat te den
ken van de driedeling in geleerden,
gourmets en gourmands. Deze typen
laten zieh vertalen in: de verzamelaars
die dit doen ten behoeve van onder-
zoek en ter ondersteuning van hypo-
thesen; de verzamelaars die kwaliteiten
van het object belangrijk vinden,
meestal zijn dit verzamelaars die hun
collectie opbouwen rond een thema of
gebeurtenis; en de vergaarders of alles-
eters (de Koninklijke Bibliotheek).
Verder ging hij in op een aantal nog
willekeuriger gekozen kaartcollecties
waarvan de meeste veel uitgebreider in
prof. C. Koemans Collections of maps
and atlases in the Netherlands: their his-
tory and present State (1961) genoemd
staan.
In de vierde bijdrage ging Marcel van
den Broecke in op de vele verschillen-
de staten die bestaan van de koperpla-
ten die gebruikt zijn voor Abraham
51