KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
KERNKATERN
Onderscheid op
de pagina
Onderscheid op
de pagina
Onderscheid op
de pagina
Onderscheid op
de pagina
Door tekstregels extra interlinie te
geven kan onderscheid verkregen wor
den. Het onderscheid wordt nog dui-
delijker als extra interlinie in combina-
tie met een ander lettertype gebruikt
wordt (figuur 5a). Door de regelbreedte
te veranderen van bijvoorbeeld blok-
zetsel naar gecentreerde tekst wordt
een goed onderscheid verkregen (fi
guur 5b). Het veranderen van de ko
lomindeling is 00k een goede manier
om onderscheid aan te geven. In het
figuur 5c krijgt het blokje tekst behalve
onderscheid, 00k een grote attentie-
waarde doordat links en rechts veel wit
is gebruikt. Dat is minder het geval in
figuur 5d. Minder opvallend voor het
gebruik van onderscheid zijn regelval
en lettertype.
Regelval en lettertype veranderingen
kun je beter niet zomaar zonder ande
re middelen gebruiken. De meeste le-
zers zullen niet direct opmerken dat
dit stukje tekst linkslijnend is in plaats
van uitgevuld.
De meningen over de mogelijke com-
binaties van lettertypen lopen nogal
uiteen. Kies in ieder geval combinaties
die duidelijk van elkaar verschillen
(zelfs dan zullen de meeste lezers het
niet in de gaten hebben). Is het je op-
gevallen dat dit tekstblokje anders is?
Figuur $a,b,c,d.
Verschillende me-
thoden om onder
scheid tussen di
verse tekstsoorten
aan te hrengen.
kopwit (3)
staartwit (5)
Bladspiegel opzetten
Na het vaststellen van de typografie begint de opzet van de
bladspiegel en de zetspiegel. De zetspiegel is het gedeelte
van het blad dat bedrukt gaat worden. De bladspiegel is de
stand van de zetspiegel op het blad met inbegrip van de
witruimtes daaromheen. Uitgangspunt voor de bladspiegel
is uiteraard het papierformaat. Het papierformaat kun je
meestal niet zelf kiezen. Papier wordt geleverd in een aantal
standaard formalen en het hangt van de drukpers af welk
formaat het meest efficient gebruikt kan worden.
Plaats de zetspiegel op het optisch midden van het papier,
dat is iets boven het meetkundig midden. Een vlak dat pre-
cies in het meetkundig midden van een pagina is geplaatst
lijkt naar beneden te zakken. Je krijgt in de regel een goede
bladspiegel als je ervoor zorgt dat de verhouding kopwit-
staartwit ongeveer 3 5 is. Het midden van de zetspiegel ligt
dan in het optisch midden. Het rugwit en het snijwit kun je
gelijk verdelen (figuur 6).
De exacte maten van de zetspiegel kun je pas bepalen nadat
je de kolomindeling en de broodletter met bijpassende in
terlinie (regelafstand) gekozen hebt. Maak daarom alleen
een voorlopige opzet. De uiteindelijke afmetingen, tot op
de millimeter of punt nauwkeurig, leg je later vast.
Stramien
Regelmaat bereik je door gebruik te maken van een stra
mien. Een stramien is de basis-vlakverdeling voor het gehele
boek. Het stramien is als het wäre een lege plattegrond voor
alle pagina's. De lijnen geven aan waar later de grenzen van
plaatjes en teksten liggen. Je kunt meerdere kleine vlakken,
samenvoegen tot een groter vlak. Op deze wijze keren de-
zelfde lijnen en witruimtes regelmatig terug terwijl je toch
kunt afwisselen in de grootte van de illustraties (figuur 7).
Verticale indeling in kolommen
Binnen het stramien kies je een kolomindeling. De meest
eenvoudige indeling is een kolom, even breed is als de zet
spiegel. Deze indeling heeft als nadeel dat de illustraties
moeilijk tussen de tekst zijn te plaatsen. Illustraties zijn
meestal smaller dan de zetspiegelbreedte. Je kunt de illustra
ties onveranderd tussen de tekst plaatsten en de ruimte er-
naast open te laten. De overblijvende witte vlakken versto-
ren het evenwicht (figuur 8a). Een mogelijkheid is de illus
traties uitvergroten tot ze even breed zijn als de kolom. Dit
geeft geen mooi resultaat. De meeste illustraties zijn ont-
worpen voor een bepaald formaat, en je kunt ze niet zonder
schade te veel vergroten of verkleinen. Daar komt nog bij
Figuur 6. Door bij
de witmarges de
verhouding 3:3 toe
te passen ontstaat er
een zetspiegel die
zieh optisch in het
midden van het
blad bevindt.
Figuur 7. De basis-
blokken geven aan
waar de grenzen
van plaatjes en tekst
kunnen liggen.
11