KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I996-XXII-2
werden gebruikt kan van een nuttige
investering worden gesproken. Ter af-
sluiting van zijn rimboejaren publi-
ceerde Enthoven het tweedelige boek-
werk Bijdragen tot de geographie van
Borneos Westerafdeling, een overwegend
topografische beschrijving met tal van
kaarten [2].
In totaal namen 39 Europeanen, drie
van hen de volle negen jaar, aan de
operatie deel. Onder hen waren 7 offi-
cieren, 9 adjudant-onderofficieren en
16 serganten-majoor, die allen met
naam en toenaam de geschiedenis zijn
ingegaan [5]. De uit Borneo terugke-
rende opnemingsbrigade werd in 1896
omgevormd tot Opleidingsbrigade
(olb), waardoor voortaan een unifor
me opleiding van personeel verzekerd
was. De olb werd op Java gestatio-
neerd en uit zuinigheidsoverwegingen
behalve met opleiding met de herzie-
ning van de verouderde kaarten van
Midden-Java belast, een dubbele taak-
stelling die op den duur maar matig
zou voldoen.
Het zal duidelijk zijn dat tijdens deze
negenjarige operatie voor allerlei werk-
zaamheden, zoals het transport van in-
strumenten, levensmiddelen en ge-
reedschappen, voor het openkappen
van traces en observatiepunten, voor
de opvoer van materiaal voor de mar-
keringspilaren en voor de bouw van
verblijf- en observatiehutten, honder-
den Maleise en Dajakse koelies moes-
ten worden ingeschakeld. Ook als gid-
sen, loodsen en roeiers waren de in-
heemsen onmisbaar. In het dun be-
volkte Borneo was het aanbod van
werkkrachten echter gering en Entho
ven, gewend aan de koelielonen op
Java van 25 cent per dag, moest hier
'buitensporig hoge Ionen' betalen [6].
Hoewel de desahoofden officieel werd
bevolen hun medewerking bij de wer-
ving van koelies te verlenen, verliep dit
proces desondanks stroef waardoor
herhaaldelijk vertragingen optraden
[4]Men had echter geen keus! Zonder
de inzet van dit leger naamloze hulp-
krachten zou de onderneming immers
tot mislukking gedoemd zijn. Voor
Enthoven persoonlijk was de ervaring
op Borneo van grote betekenis. Hij
ontpopte er zieh als een geboren leider,
die door zijn kennis van zaken en 'be-
minnelijke gestrengheid' het vertrou-
wen van zijn brigade won. Na het wel
slagen van de operatie was ook zijn re-
putatie in vakkringen gevestigd en kon
zijn loopbaan eenvoudig niet meer
stuk! Na een Europees verlof werd hij
dan ook in 1897 tot hoofd van de Topografische Dienst van
Nederlands-Indie te Batavia benoemd [7]. Hij vervulde
deze funetie twaalf jaar, langer dan enige andere dienstchef.
OntwikkelingTopografische Dienst
De Dienst die Enthoven bij zijn ambtsaanvaarding aantrof
dateerde van 1864, toen bij Regeringsbesluit de topografi
sche opnemingen, die sedert Daendels onder de Genie res-
sorteerden, onder leiding van een eigen chef werden ge-
steld, die de titel Voerde van Chef van het Topografisch Bu
reau en der Militaire Verkenningen. Het eerste diensthoofd,
W.F. Versteeg, legde de grondslagen voor instrueties voor
diensthoofden, brigadechefs en opnemers. Bovendien wer
den de eisen vastgelegd waaraan officieren die voor plaat-
sing bij het Bureau in aanmerking wilden komen moesten
voldoen [8]. Voor karteringswerkzaamheden werd de
Dienst uitgerust met 4 opnemingsbrigades, elk van 10 Eu-
ropese opnemers. In 1872 werd de capaciteit vergroot tot 6
brigades van 12 Europese opnemers, allen te werk gesteld op
Java. De brigades werden voorzien van deugdelijke instru-
menten: theodolieten en heliotropen voor de triangulatie en
bergboussoles voor de opneming. De Dienst bleef echter
ondergeschikt aan de Directeur der Genie, die het algemeen
toezicht en de administratieve leiding behield [9]
In 1874 werd het Bureau inclusief de bijbehorende inrich-
dngen - het Fotografisch atelier (1864), de Instrumentma-
kerswinkel (1864), de Lithografisch werkplaats (1870), en de
tekenzaal - overgebracht naar de in 1873 opgerichte Genera
le Staf en kreeg het de naam Topografische Dienst (td); een
verbetering maar nog geen ideale oplossing want nu berust-
te de leiding bij de Chef van de Generale Staf. De
dienstchef bleef dus verplicht zieh te richten naar de dik-
wijls wisselende eisen van de legertop. De omvang van de
Dienst was overigens in 1897 nog maar beperkt. Na de vol-
tooiing van de eerste kartering van Java in 1883 - zuinigheid
was steeds troef - werden twee opnemingsbrigades opgehe-
ven en de sterkte der overige tot 9 man teruggebracht, zodat
de Dienst in 1897 nog maar bestond uit 92 man waaronder
14 officieren en 78 militaire en burgerpersonen [7]
Opleiding en tewerkstelling inheemse topografen
Onder de hervormingen die Enthoven introdueeerde Staat
de opleiding en tewerkstelling van inheemse jongeren tot
topograaf hoog genoteerd. Ter verklaring het volgende. Het
personeel van de TD werd normaliter gerecruteerd uit het
Nederlands-Indisch Leger. Jaarlijks werd aan officieren en
ondergeschikten gelegenheid gegeven op vrijwillige basis
over te gaan naar de td, waar zij alvorens ingedeeld te wor
den, bijgeschoold werden en een proefperiode moesten on-
dergaan. Animo voor een dergelijke overplaatsing was niet
groot. Dienstneming bij td betekende immers, met name
bij de triangulatie en opneming, maandenlange tournees,
met veel fysiek ongemak, weinig afleiding en minimaal so-
ciaal verkeer. Daarbij kwam dat de pur sang Hollander als
opnemer in het tropische veldwerk niet optimaal voldeed
[10]. Het gevolg was dat de Dienst gedurende zijn hele be-
staan met een tekort aan mankracht te kampen had, vooral
aan topografen. Tegen het eind van de 19c eeuw begon de
aanvulling van Europees opnemingspersoneel ernstige zor-
gen te baren. Het is de Verdienste van Enthoven dat hij de
weg heeft gewezen om uit deze impasse te geraken door de
9