KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I996-XXII-2 DiBiase e.a. [6] introduceerden in dit verband drie dynami sche variabelen, namelijk duur, mate van verandering en volgorde, waarmee de temporele component binnen anima- ties kan worden geregeld. MacEachren [7] voegde 00k nog weergavemoment, frequentie en synchronisatie aan dit rijtje toe. De verschillende dynamische variabelen laten zieh in het kort als volgt omschrijven. Weergavemoment Dit is het moment waarop een verandering in de weergave van de animatie plaatsvindt. Duur Duur is de tijdsduur dat het beeld niet aan veranderingen onderhevig is ofwel het aantal tijdseenheden gedurende welk een scene wordt weergegeven. Binnen animatie ver- staan we onder een scene bijvoorbeeld de representatie van een moment wereldgeschiedenis. Frequentie De dynamische variabele frequentie heeft betrekking op de tussentijd waarop regelmatig veranderingen worden aange bracht in het beeld. Volgorde Dit betreff de volgorde van presentatie van de individuele frames waaruit een animatie is opgebouwd. Het in chrono logische volgorde weergeven van temporele data is het meest logische en 00k het meest gebruikelijk. Mate van verandering De mate van verandering ofwel de veranderingssnelheid (m/d) is een variabele, die afhankelijk is van twee parame- ters: (m) is de omvang van verandering in de positie en/of attributen van objecten tussen twee opeenvolgende scenes, (d) is de duur van een scene. De waarde van (m) is afhanke lijk van de dynamiek van het verschijnsel en het gekozen scene-interval in de animatie: als (m) toeneemt en (d) con- stant wordt gehouden, neemt de mate van verandering toe. Dit heeft tot gevolg dat het karakter van de beweging min der vloeiend en meer abrupt wordt. Als daarentegen (d) toeneemt bij een constante (m), neemt de mate van veran dering af. Synchronisatie Dit verwijst naar de temporele correspondentie tussen twee of meer tijdseries en is alleen toepasbaar in temporele ani- maties. Waarnemingseigenschappen van dynamische va riabelen Om informatie op een juiste wijze over te brengen, hoeven, net zoals bij de grafische variabelen, niet altijd alle dynami sche variabelen te worden gebruikt. De keuze voor het ge- bruik van een bepaalde dynamische variabele hangt af van de aard van de weer te geven gegevens en het doel van de kaart. Daarmee kan worden vastgesteld welke van Bertin's waarnemingseigenschappen (binding, beeldvorming, orde en/of aantal) van belang zijn en welke dynamische variabele daarvoor het meest in aanmerking komt. In ons onderzoek hebben we getracht deze waarnemingseigenschappen voor de dynamische variabelen aan te geven. Het onderzoek naar de waarnemingseigenschappen van de dynamische variabelen (m.u.v. de dy namische variabele synchronisatie) is gedaan aan de hand van verschillende animaties die speciaal hiertoe zijn ge- construeerd. De verschillende dynami sche variabelen zijn in eerste instantie niet toegepast in combinatie met een of meerdere dynamische en/of grafi sche variabelen (en geluid), wat in een kartografische animatie zeer waar- schijnlijk het geval zal zijn. Er is ge- probeerd de betreffende dynamische variabele gei'soleerd' weer te geven. Daarna is bij sommige animaties de dynamische variabele gecombineerd met een of meerdere grafische variabe len om het dan ontstane effect te kun- nen vergelijken. Een aantal van de gemaakte animaties is in gestripte versie op een diskette als bijlage bij dit nummer van het Karto- grafisch Tijdschrift ingesloten. De ani maties zijn vervaardigd met de autho- ring-software Macromedia Director 4.04 en zijn af te speien op een Apple Macintosh of onder ms Windows 3.1 of 3.11 en Windows 95. De testmethode Voor het testen van de (waarne- mings)eigenschappen van de verschil lende ontwikkelde animaties is de hulp ingeroepen van een tiental proefperso- nen, allen (student) kartografen. Hoe- wel dit aantal wat klein lijkt was het voldoende om een eerste indruk te krijgen en een discussie onder vakge- noten op gang te brengen. De aan de proefpersonen voorgelegde vragen vielen uiteen in twee delen; in het eerste deel werden vragen als de volgende gesteld: gaat het bij deze animatie om ver schillende gebieden met verschillen de klassen of niet? is er een patroon in desertificatie te herkennen? Aan de hand van antwoorden op dit indirecte type vragen is te achterhalen of de betreffende animatie een bepaal de waarnemingseigenschap heeft (in dit geval binding en beeldvorming). Vervolgens werd er in het tweede deel de vraag gesteld in welke mate (zwak, redelijk of sterk) welke waarnemingsei genschappen in de betreffende anima tie aanwezig waren. Hierbij werd de proefpersonen op papier een körte be- schrijving van de waarnemingseigen schappen verstrekt als geheugensteun- tje- Bij het testen werden de vragen mon- deling gesteld. Naast de antwoorden 18

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1996 | | pagina 28