KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I996-XXII-4
bij het bekijken van de kaart niet zomaar de waarnemings-
eigenschappen associatie, selectie en orde samen [3, 4]. Te-
vens is er niets bekend Over het maximaal aantal Symbolen
dat dan in zo'n reeks mag voorkomen (bv. 5, 8, 10, 20 of
meer klassen) zonder dat er een verlies is van de waarne-
mingseigenschappen. Een manier om enkel op basis van
perceptieregels een optimale symboolreeks te ontwerpen is
dus niet voorhanden. Om de effectiviteit van de informatie-
overdracht bij verschillende symboolreeksen te achterhalen,
kan wel de techniek worden aangewend van kaartgebruik-
stesten. Hierbij worden de correctheid en snelheid van ant-
woorden op specifieke vragen over informatie in de kaart
gemeten, teneinde de kwaliteit van het symboolgebruik te
bepalen [5].
Resultaten van eerder kaartgebruiksonderzoek
naar symboolgebruik
Aanbevelingen voor het kleurgebruik
Voor choropletenkaarten vond Mersey dat om regionale pa-
tronen (de variaties tussen groepen van telgebieden) te visu-
aliseren een reeks van tinten volstaat [6, p. 112]. De lokale
informatie (de waarde van een telgebied) wordt volgens
haar onderzoek het best weergegeven als daarenboven elk
symbool tevens een verschil in kleursoort bezit. Het meer-
kleurig (half-spectraal) Schema (zie figuur 5) gaf hierbij de
beste scores, daar het een combinatie is van kleurverschillen
(contrast) en tintverschillen (orde). Bij divergerende Sche
mas (waar de lichtste tint in de middelste klasse valt) kwam
het voor dat kaartgebruikers de hoogste en laagste waarden
met elkaar verwarden, waardoor een goede orde-perceptie
werd verstoord [6, p. 127].
Aanbevelingen voor het aantal te gebruiken Sym
bolen
MacEachren [7] testte kaartbeelden met 5 tot 11 klassen en
vond dat lokale informatie minder goed waarneembaar
wordt indien het aantal klassen stijgt. Ook Gilmartin
Shelton [8], Mersey [6, p. 36] en Mak Coulson [9] von-
den dat exacte identißcatie van de klasse in een telgebied
het best gaat bij een zo laag mogelijk aantal klassen: hoe
minder klassen in de legenda, hoe beter het onderscheid er-
tussen in het kaartbeeld. Deze resultaten houden echter
geen rekening met de nauwkeurigheid van informatie die
wordt voorgesteld door een laag aantal klassen. Is het niet
mogelijk dat een moeilijk leesbare veel-klassen kaart de
kaartinformatie beter kan overdragen dan een goed leesbare
weinig-klassen kaart? Dit werd nog niet eerder onderzocht.
Regionale patronen op choropletenkaarten zijn zowel bij het
gebruik van 3 als bij 9 klassen efficient voor te stellen, onder
Tabel 1.
Aanbevolen percen-
tages zwarte inkt
voor een gelijk oplo-
pende grijstrap vol
gens perceptiestudies
van diverse auteurs.
De interne fout van
onze printer be-
draagt <+1% en bij
offsetdruk kunnen
afivijkingen van
2 optreden ten
gevolge van punt-
aangroei. Verschil-
len in inkt-, pa-
piersoort en druk-
pers leiden tot ver-
schillen in de aan te
klasse
Brown
Williamson
Kimerling
perceptietest
(1981)
(1982)
(1985)
(figuuria)
1
0
0
0
0
2
10
12
8
7
3
25
26
20
15
4
40
42
35
30
5
55
59
54
50
6
70
78
73
70
7
100
100
100
100
voorwaarde dat een reeks van oplopen-
de tinten wordt gebruikt [6, p. 112].
Eerder vond Müller [10] dat zelfs klas-
seloze kaarten efficient regionale patro
nen weergeven. Brassel Utano [11]
tonen dan weer aan dat klasseloze
kaarten er bij uiteenlopende getalwaar-
den niet in slagen om de ruimtelijke
variabiliteit goed in beeld te brengen.
Onderzoeksmethode bij de
kaartgebruikstest
Er wordt nagegaan of een 'veel-klassen'
choropleet (7 9 klassen) een geldig
alternatief kan zijn voor zowel de tra-
ditionele choropleet (4-6 klassen) als
voor de klasseloze choropleet in het
voorstellen van zowel lokale als regio
nale kaartinformatie. Op basis van een
perceptietest worden eerst een aantal
symboolreeksen ontworpen bestaande
uit geordende, contrastrijke vlaksym-
bolen. Deze symboolreeksen worden
vervolgens gebruikt in de kaartge
bruikstest waarin wordt nagegaan
welke reeks het meest geschikt is voor
efficiente informatie-overdracht, en
wel bij choropletenkaarten met 5, 7, 9
en 11 klassen. Hierbij vormt de 11-klas-
sen kaart een benadering voor de klas
seloze choropleet. In de kaartgebruiks
test wordt verder nagegaan in welke
mate de afronding van de gebruikte
klassegrenzen [cf. 13] invloed heeft op
een goede perceptie van de kaartinfor
matie.
Het ontwerp van contrastrijke
symboolreeksen
Ontwerpmethode
De testkaarten zijn digitaal aange-
maakt (in Mapinfo) en afgedrukt op
een Tektronix Phaser 11 dye-sublima-
tion kleurenprinter.
Vijf symboolschema's worden in de
test gebruikt:
1. grijssymbolen varierend in tinten
van zwart (tz) (figuur 2)
2. grijssymbolen varierend in zowel
tint als rastergrootte, -richting en
-vorm (r) (figuur 3)
3. een meerkleurige (half-spectrale)
serie van geel-oranje-rood (hs)
(figuur 5)
4. een spectrale serie van blauw-groen-
geel-oranje-rood (s) (figuur 6)
5. een divergerende serie van blauw- en
roodtinten (dbr) (figuur 4).
In de kaartgebruikstest zijn symbool-
22