KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT nci: 1 NCI: 2 nci: 3 telgebied C D E gem. C D E gem. C D E gem. tijd 3.7 3.7 4.3 3.9 6.4 5.7 6.7 6.3 6.7 5.7 5.4 5.9 fout 0 0 1.3 0.3 11.3 11.7 17.9 13.6 16.3 11.9 17.3 14.8 rasters). De meerderheid vond dat het onderscheid tussen de Symbolen voldoende, maar niet te groot mocht zijn, waarbij ze de voorkeur gaven aan HS, en op de tweede plaats vooral aan dbr of r (figuur 9). Conclusies Er is een werkwijze voorgesteld om op proefondervindelijke manier een geordende reeks van goed te onderscheiden Symbolen te ontwerpen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een beperkte perceptietest. Het gebruik van dergelijke symboolreeksen in een kaartgebruikstest toont aan dat bij een laag aantal klassen (5 of minder) de werkelijke waarde van de telgebieden in een choropletenkaart siecht wordt in- geschat. Kaarten met 7 9 klassen blijken het best geschikt te zijn voor het correct weergeven van de waarde van zowel afzonderlijke telgebieden als van groepen van telgebieden. 5 6 7 8 Aantal klassen H tweede voorkeur eerste voorkeur TZ DBR Type symboolreeks Het gebruik van 7 klassen is tevens het meest adequaat bij het visueel groeperen van vlaksymbolen tot homogene geo- graßsche gebieden. De choropletenkaart met 7 klassen die gebruik maakt van Tabel 4. Gemiddelde tijd en fout bij de schatting van de klassen- waarde van de tel gebieden C, D en E in eenzelfde choro- pleet met een ver- schillende afron- ding (nci) van de klassegrenzen. Figuur 8. De ge middelde fout bij de schatting van de werkelijke waarde van telgebieden (A t/m F) bij een per- fecte schatting van de klassewaarde (zie tabel 3). Figuur 9. Voorkeur van de testpersonen voor de verschillen- de symboolreeksen. een half-spectrale symboolreeks (geel- oranje-rood) of een reeks zwart-wit rasters mag gezien worden als de meest geschikte manier om zowel de lokale als regionale kwantitatieve informatie van telgebieden efficient voor te stel len. Het contrast tussen de onderlinge vlakjes van deze symboolreeksen is hierbij voldoende om de waarde van telgebieden correct in te kunnen schat ten, en is tevens niet te sterk zodat kaartgebruikers nog vlot telgebieden tot homogene geografische regio's kun nen groeperen. De afronding van de klassegrenzen in de legenda is zeer belangrijk voor een snelle en correcte inschatting van de klassewaarde van een telgebied. Hierbij dient zeker gestreefd te worden naar 1 tot 1.5 significante cijfers per klasse- grens, daar bij klassegrenzen met twee of meer significante cijfers de perceptie moeizaam verloopt. De door Declercq gei'ntroduceerde sub-optimale klasse-indelingsmethode met maximale afronding [13, 14] blijkt dus vanuit de invalshoek van de kaart- perceptie een zeer verdienstelijke inde- lingsmethode. Bij het gebruik van 6 8 klassen genereert deze methode ge- middeld genomen sterk afgeronde klassegrenzen (nci per klassegrens 1.0 1.5) terwijl een hoge nauwkeurig- heid wordt gehaald (gvf 95.0). Literatuur [1] Eastman, J.R. (1985), Cognitive models and cartographic design re- search. The Cartographic Journal 22, pp. 95-101. [2] Bertin, J. (1967), Semiologiegraphi- que. Paris: Mouton. [3] Geels, J.H. (1988), Een model voor de keuze van vlaksymbolen - deel 2. Kartografisch Tijdschrift xiv, nr. 1, pp. 18-22. [4] Elzakker, C.P.J.M. van (1991), Kaartgebruiksonderzoek en com- putergesteunde statistische karto- grafie. Kartografisch Tijdschrift xvn, nr. 4, pp. 29-35. [5] Kraak, M.J. (1990), De toetsing 28

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1996 | | pagina 30