KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I997-XXIII-I T. was gedestilleerd, was van zeer twijfel- Figuur 5. Uitsnede achtige kwaliteit. Het was daarom van een paskaart maar goed dat Willem Barentsz en de van Europa, ver- zijnen niet uitsluitend op dit globale vaardigd door beeld behoefden te varen. Naast de uit Lucas Jansz Wag- de Middeleeuwen overgeleverde infor- henaer (Enkhui- matie beschikte men namelijk zo rond zen-Amsterdam, 1590 voor een deel van het noordelijke 1589). gebied 00k nog over gegevens via meer recente en 00k veel betrouwbaardere bronnen. In de eerste plaats waren daar de gege vens die de vroegste Engelse ontdek- kingsreizen naar het noordoosten had- den opgeleverd. AI in 1553 was er door de Engelsen een expeditie uitgerust om via het noorden een zeeweg naar Azie te zoeken. Deze expeditie, onder- nomen door Hugh Willoughby en Ri chard Chancellor, leverde niet het ge- wenste resultaat. Hetzelfde was het geval met twee volgende expedities, te weten die van Stephen Burrough in 1556 en van Arthur Pet en Charles Jackman in 1580. Niettemin leverden deze reizen de nodige informatie op over de zee die later de Barentszzee zou gaan heten en tevens over de Karische Poort [Vaughan, 1994]. Het is zeker dat Willem Barentsz op zijn laatste tocht de beschikking heeft gehad over een deel van deze gegevens, want in 1875 werd in de overblijfselen van het Behouden Huis een handgeschreven bundel gevonden met daarin twee in het Nederlands vertaalde scheepsjournalen van de reis van Pet en Jackman [Burger, 1930]. In de tweede plaats onderhielden Nederlandse kooplieden vanaf de jaren zestig van de i6e eeuw handelscontacten met de bewoners van het Kola schiereiland en de delta van de Noordelijke Dvina [Hacquebord, 1986; Veluwenkamp, 1995]. De zeeroute naar deze gebieden, die längs de kust van Noorwegen, voorbij de Noordkaap en verder oostwaarts tot in de Witte Zee Voerde, was dus omstreeks 1590 in Neder- land goed bekend. Deze door de Engelse en Nederlandse zeelieden opgedane informatie begon zo rond 1590 algemeen bekend te raken in de Nederlanden. Ook de kaarten van het noordelijke ge bied begonnen er toen gewag van te maken. De eerste kaart die een inhoudelijke aanvulling geeft op de Mercatorkaart van 1569 is de Generale pascaerte van gantsch Europa van Lucas Jansz Waghenaer uit 1589 (figuur 5). Deze kaart geeft de kusten van het zuidelijk deel van de Barentszzee redelijk gedetailleerd weer. Het is dus duidelijk dat Willem Barentsz al op zijn eerste tocht in 1594 niet alleen de informatie uit de Mercatorkaart, maar ook de in de loop der jaren door de Nederlandse zeelieden opgedane informatie met betrekking tot de route naar de Witte Zee tot zijn beschikking had. Maar was hij toen ook al op de hoogte van de door de En gelsen opgedane kennis? Deze vraag valt te beantwoorden als we de inhoud van twee kaarten van de reeds genoemde Plancius bekijken en vervolgens ook letten op de door Ba rentsz tijdens zijn eerste reis gevolgde route. In 1594 publi- ceerde Plancius niet alleen een wereldkaart (figuur 6), maar 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1997 | | pagina 15