KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I997-XXIII-I men echter niet genoeg tijd om een en ander precies in kaart te brengen. In de vierde plaats ontbreken op de kaart de vier pooleilanden, de zeestro- men en de poolrots. Wel is de magneti sche pool in de vorm van een rots afge- beeld, maar het is nog maar de vraag of Barentsz echt meende dat hier een rots te vinden was. Waarschijnlijk is de rots slechts te beschouwen als een kaart- symbool en niet als een daadwerkelijk bestaand element. Daarnaast komen 00k de door Plancius op de bijkaart van zijn kaart van Europa (ßguur 7) ge- tekende, maar niet bestaande eilanden niet op de kaart voor. Op zijn tocht had Barentsz de parallel van 80 graden noorderbreedte gepasseerd zonder op een groot continent of op eilanden in de buurt van Nova Zembla te stuiten. Blijkbaar had dit hem tot de conclusie gebracht dat de voorstelling van Mer- cator te twijfelachtig was om er serieus rekening mee te houden en dat 00k bij de eilanden van Plancius grote vraagte- kens moesten worden gezet. Besluit Overzien we nu het voorgaande, dan valt vast te stellen dat Willem Barentsz zeker niet zonder de nodige geografi- sche informatie naar het hoge noorden is gezeild. Een deel van deze informa tie steunde dan weliswaar op vage middeleeuwse overleveringen en was daardoor feitelijk onbruikbaar, maar een ander deel had juist betrekking op het eerste traject van de te volgen tocht naar China. Tijdens zijn eerste twee tochten zal er zeker veel nieuwe kennis zijn opgedaan, maar deze had vooral betrekking op kusten en wateren die reeds in grote trekken bekend waren. Een uitzondering hierop vormde de westkust van Nova Zembla. Deze werd al tijdens de eerste reis bezeild en ver- moedelijk 00k in kaart gebracht. De derde tocht Steide de beide eerdere tochten echter ver in de schaduw als het gaat om de kartering van het hoge noorden. Dit om twee redenen. Ten eerste werden belangrijke nieuwe ontdekkingen aan het kaartbeeld toege- voegd. Met het doen van deze ontdek kingen en het geven van Nederlandse namen daaraan werd een periode inge- luid waarin op een aanzienlijk aantal plaatsen in het noordpoolgebied - en trouwens 00k eiders op de wereld - door Nederlanders ontdekkingen wer den gedaan en namen werden gegeven. Vandaar de huidige rijkdom aan Neder landse namen in deze streken (en in an dere verafgelegen delen van de wereld). Ten tweede werd het grootste deel van de foutieve informatie op oudere kaarten resoluut terzijde geschoven. De grondigheid waarmee daar- bij te werk werd gegaan, blijkt vooral uit het feit dat kustlij- nen op de kaart van Willem Barentsz uit 1598 (figuur 11) soms halverwege ophouden. Blijkbaar heeft Barentsz alleen die zaken op de kaart willen zetten waarvan hij voldoende zeker wist dat ze bestünden. Dat hij daarmee niet alle niet bestaande kusten en eilanden heeft weten te elimineren - zo staan in navolging van Plancius op zijn kaart de niet be staande eilanden Grocland en Frisland nog steeds ingete- kend - is bijzaak. De slotconclusie moet zijn dat Willem Barentsz, ondanks zijn beperkte mogelijkheden, een vrij modern aandoende kaart heeft weten te produceren, die de geograhe van het hoge noorden voor wat betreft de hoofd- zaken goed weergaf en die in later tijd alleen nog maar op enkele belangrijke punten aangevuld en bijgesteld hoefde te worden. Noot Dit artikel is eerder gepubliceerd in Hacquebord, L. P. van Leunen (red.) (1996), 400 Jaar Willem Barentsz.. Har lingen. pp. 43-45. Literatuur Blankesteijn, H. L. Hacquebord (1993), Op zoek naar het Behouden Huys. Een expeditie naar Nova Zembla in het kielzog van Willem Barentsz. 's-Gravenhage. Burger Jr., C.P. (1915), De Noordpoolstreken op onze i6e eeuwsche kaarten. In: Het Boek. Tweede Reeks van het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, pp. 209-216, 260-267, 3^-325 en 377-384. Burger Jr., C.P. (1930), De deurvaert by noorden om naar Cathay ende China. s-Gravenhage. Davids, C.A. (1985), Zeewezen en wetenschap. De weten- schap en de ontwikkeling van de navigatietechniek in Ne- derland tussen 1585 en 1815. Amsterdam-Dieren. Hacquebord, L. (1986), A survey of the early Dutch ex- ploration and exploitation of the Atlantic Arctic. In: Circumpolar Journals, pp. 10-35. Hofstra, T. K. Samplonius (1995), Viking Expansion Northwards: Medieval Sources. In: Arctic. Journal of the Arctic Institute of North America 48, pp. 235-247. Honore Naber, S.P. P (1917), Reizen van Willem Barents, Jacob van Heemskerck, Jan Cornelisz. Rijp en anderen naar het Noorden (1^4-i^py). Werken uitgegeven door de Linschoten-Vereeniging 14-15, 's-Gravenhage. Keuning, J. (1946), Petrus Plancius. Theoloog en Geograaf 1^2-1622. Amsterdam. Okhuizen, E. (1992), De (on)mogelijkheid van een Noordoost Passage in het Europese kaartbeeld van de I5de en eerste heiß i6de eeuw. In: Caert-Thresoorn, pp. 24-30. Okhuizen, E. (1994), De kaart van de noordpool in Mercators Atlas van 1595. In: Caert-Thresoor 13, pp. 5-10. Schilder, G. (1984), Development and Achievements of Dutch Northern and Arctic Cartography in the Six- teenth and Seventeenth Centuries. In: Arctic. Journal of the Arctic Institute of North America 37pp. 493-514. Schilder, G. W.F.J. Mörzer Bruyns (1976), Zeekaar- ten en navigatie-instrumenten. In: Asaert, G., Ph. M. Bosscher, J.R. Bruijn W.J. van Hoboken (red.), Mari- 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1997 | | pagina 19