KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I997-XXIII-3 Muller betrokken werd en vervolgens aan het knag werd ge- schonken. Hij kwam gelukkig wel in Amsterdam, de plaats van origine terecht, in het Scheepvaartmuseum. Spoedig waren al de eerste aanpassingen in de huisvesting no- dig. Die konden in 1890 gerealiseerd worden nadat Rogge met zijn kinderrijke gezin de dienstwoning in de Handboog- doelen had verlaten. De verbouwing resulteerde in nieuwe benedenzalen waar een gecombineerde plaats werd gevonden voor de verzamelingen kunst- en plaatwerken en de kaarten. De verhouding ub-knag was niet altijd zonder spanning. Omstreeks de eeuwwisseling klaagt de toenmalige bibliothe- caris van het knag Over de "chaotische wanorde" waarin de kaarten verkeren en de te kleine ruimte. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon; wat het knag eerst zelf onder- schatte - het beheer van een omvangrijke kaartenverzame- ling begon nu de ub kennelijk parten te speien. Sinds dr. C.P. Burger jr. in 1890 universiteitsbibliothecaris was gewor den is de toenemende ruimtenood dan 00k jaarlijks in steeds klemmender bewoordingen naar voren gebracht. Naar aan- leiding van de belangrijke Schenking van kaarten en boeken van oud-voorzitter, luitenant-kolonel W.F. Versteeg, klaagt dr. Hubrecht tegelijkerdjd over de toestand van de bibliotheek, die weliswaar apart geadministreerd is, maar die gewoon in het bestand van de ub is opgenomen. Hij wil graag een af- zonderlijke ruimte voor de KNAG-boeken. Dat is een veelge- hoorde, maar nauwelijks te honoreren wens van bruikleen- gevers. Toch weet Burger, ondanks het nijpende ruimtepro- bleem, een groot rek op de Kaartenzaal te laten installeren, zodat atlassen en plaatwerken die op plaatsing lagen te wach ten eindelijk ondergebracht konden worden. Met een nieuw magazijn in het vooruitzicht werden 00k in 1903 "de atlassen en plaatwerken beter geplaatst, de berging der kaarten, waar- aan sinds jaren niet meer dan de strikt noodige zorg was ge- wijd, werd verbeterd". Door een UB-medewerker, de heer A.M. Cramer, werden de oude kaarten opnieuw geordend. Het aantal aanwinsten van het knag dat jaarlijks wordt ge- boekt varieert nogal: van enkele tientallen tot enkele honder- den, de kaarten en boeken tezamen. Naar huidige maatsta- ven langzaam, maar toch gestaag. Het aantal geraadpleegde kaarten beloopt jaarlijks meestal enkele honderden. Ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van het knag werd in 1913 in het Stedelijk Museum te Amsterdam een grote "Koloniaal-Aardrijkskundige Tentoonstelling" inge- richt. De catalogus vermeldt een breed scala van inzenders, waaronder ub en knag, met kaarten, atlassen en oude geo- grafische beschrijvingen en reisjournalen. In 1914 is er serieus sprake van geweest om de boeken en kaarten onder te brengen in het zojuist opgerichte "Koloni- aal Instituut", het latere Koninklijk Instituut voor de Tropen (kit) aan de Mauritskade te Amsterdam. Met deze instelling voelde het Genootschap kennelijk meer verwant- schap en affiniteit; men was zelfs bang voor concurrentie. Ook hier was weer sprake van een soorr 'personele unie'; KNAG-voorzitter dr.ir. J.W. IJzerman en vice-voorzitter Hu brecht waren tevens voorzitter, respectievelijk ondervoorzit- ter van de Raad van Beheer van dat Instituut en zagen wel- licht mede daarom grote mogelijkheden tot en voordelen in een samengaan. Maar toch overheerste het inzicht dat zo'n breuk met de ub, die zelf niet zonder meer bereid was het contract te verbreken, niet erg voor de hand lag. Burgers bezorgdheid hierover klinkt door in het jaarverslag over 1915 waarin hij vermeldt, naar aanleiding van een grote aanwinst in de vorm van oude hydrografische kaarten van het Depar tement van Marine: "Het bezit van deze verzameling is van Figuur 3. De BLaeu-globe uit ca. 1634, zoals afge- beeld in de catalo gus van antiquari- aat Frederik Mul ler Co., 1910. veel belang, daar de historische bestu- deering van kaarten tegenwoordig met groote levendigheid beoefend wordt, en onze verzamelingen eerstdaags mis- schien een ernstig verlies zullen lijden, als het plan mocht doorgaan, om de collecties van het Aardrijkskundig Ge nootschap over te brengen naar die van het Koloniaal Instituut". In dat soort crisis'-situaties is bij het knag steeds weer te hören dat de ge- meente Amsterdam ook maar niet haar belofte nakomt een vergaderruimte be- schikbaar te stellen. Aan het geogra- fisch wereldcongres, meer dan twintig jaar later, had men te danken dat ein delijk tenminste het Bureau van het Aardrijkskundig Genootschap in het kit een plaatsje kreeg. Ook in de bezet- tingsjaren, kort na het ingaan van een nieuwe 30-jarige overeenkomst, wordt er nog gesproken over de verhouding tot de ub. Het zit prof.dr. J.P. Bakker allemaal blijkbaar niet lekker, maar Figuur 4. De Kaar- oud-voorzitter E. Heldring meent be- tenzaal eindjaren rüstend "dat we wel voorgoed aan de twintig. ub vastzitten". 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1997 | | pagina 26