KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I997-XXIII-3 aan het Genootschap geschonken. Het verwerken daarvan Figuur 5. Dr. H. C. vertraagde de catalogisering, maar niettemin werd het eti- Emst Crone. ketteren van de collectie bijna voltooid. De Kaartenzaal be- leefde een ongekende drukte door het bezoek van de vele congresgangers. Uit de oorlogsjaren is niet zo veel bekend. Opvallend is dat in het oorlogsjaar 1940 een hausse waar te nemen viel in het aantal geraadpleegde kaarten. De stijging bedroeg meer dan 50%, terwijl het algemene bezoek van de ub wat daalde. Voor het eerst was een 'fotografisch apparaat' in de ub be- schikbaar waarvan voor de kaarten dankbaar gebruik werd gemaakt. In 1941 werd mr. H. de la Fontaine Verwey be- noemd tot bibliothecaris; hij zou vele jaren aan het roer van de ub staan. In al zijn veelzijdigheid had hij 00k een grote belangstelling voor en kennis van de geografische en kartografische collecties in de ub. In zijn lange reeks van publicaties nemen de activiteiten van de Blaeu's een belang- rijke plaats in. Een merkwaardig incident vond plaats toen in 1942 de Si cherheitspolizei in de kaartencollectie op zoek ging naar Russische atlassen en ander kaartwerk. Alle Russische boe- ken werden meegenomen, zo weet Schräder in zijn jubi- leumboek Honderd jaar Koninklijk Nederlands Aardrijkskun- dig Genootschap 1873-1973 te melden. Of ze 00k weer terug- gebracht werden wordt er niet bij verteld. Het gebruik van kaarten bleef maar stijgen en was in dat jaar bijna verdub- beld ten opzichte van 1939. Het aantal aanwinsten van het knag bleef steeds op een verrassend constant peil, meestal zo'n 150 titels per jaar. De catalogisering van het kaartenbezit van zowel knag als ub werd 00k trouw voortgezet door de daarmee belaste ambtenaren W.F. Zwart en J.M. Mathies. De eilendige omstandigheden ten spijt, of misschien juist daardoor, was het aantal geraadpleegde kaarten, 1726 in 1943, zelfs meer dan verdrievoudigd ten opzichte van 1939. Een groot aantal kostbaarheden uit de collecties werd in 1944 in veiligheid gebracht in de gemeentelijke schuilkelder. Af en toe was er wat licht in de duisternis: in hetzelfde jaar verrijkte de 'Vereniging van Vrienden' de Universiteitsbiblio- theek nog met het deel Italie van de Atlas van Mercator, uit- gegeven in 1589. De periode 1945-heden De periode na 1945 kenmerkt zieh door een toenemende af- standelijkheid van het Genootschap ten aanzien van de we- tenschappelijke kaartenschat in zijn bezit. De welwillend- heid van de Vereniging van Vrienden van de Universiteits- bibliotheek van Amsterdam (opgericht in 1937) en de bij- zondere sfeer van vertrouwen en samenwerking tussen de Bibliothecaris en verscheidene antiquaren leverden geregeld aanwinsten van topniveau op voor de UB-collectie. Niette min bleef het knag door zijn Status een nationaal geografi- sch aanspreekpunt, waaraan graag allerlei instellingen, daar van getuigt de samenstelling van het naoorlogse bezit, hun uitgaven ter beschikking stelden, met de bedoeling die in depot beschikbaar te houden. We zien de situatie ontstaan dat de ub zieh krachtig gaat inzetten voor het complemente- ren van de oude bestanden, terwijl de min of meer automa tische aanwinsten van het knag borg stonden voor een con- tinui'teit in de aanwas van actuele kaarten en kaartseries. Maar 00k monumentale wetenschappelijke werken als Yous- souf Kamais Monumenta cartographica Africae et Aegypti (1926-1951) en Portugaliae Monumenta Cartographica en di verse nationale atlassen, om maar een paar voorbeelden te noemen, werden als vanzelfsprekend aan het knag geschonken. Soms ble- ken de schenkers uit beleefdheid of misschien onzekerheid zowel ub als knag met presentexemplaren te begifti gen, wat hier en daar wel eens een ver- dubbeling opleverde. De onbeschrijfelijke ruimtenood, die de bibliotheek al jarenlang in een wurggreep hield, gecombineerd met geconstateerde bouwvalligheid van het pand aan het Singel en de magazijnen achter de Handboogdoelen, hadden er toe geleid dat in de jaren vijftig steeds meer tijdschriften en tienduizenden minder alledaagse documenten overge- plaatst moesten worden naar het voor- malige meelpakhuis 'Ceres' aan de Nieuwe Prinsengracht. Hoewel in het begin van de jaren vijfig enkele duizen- den kaarten per jaar opgevraagd wer den, moest in 1955 00k de Kaartenzaal eraan geloven; de directie stond met de rüg tegen de muur. Deze 'Babyloni sche Ballingschap' in gebouw Ceres, die twaalf jaar heeft geduurd, heeft de kartografische collecties geen goed ge- daan; al spoedig na de overplaatsing werd deze actie ernstig betreurd en als misstand ervaren. Door de overhaaste omnummering van plaatwerken van de Kaartenzaal naar de magazijnen stuit men tegenwoordig nog steeds op Problemen en verbroken samenhan gen. Wel werd er alles aan gedaan om deze provisorische, tijdelijke zaal en haar inrichting te verbeteren, maar voor de bezoekers waren de kaarten en atlassen van knag en ub al die tijd praktisch onvindbaar en moeilijk be- reikbaar. "Niettemin kwamen verschil- lende buitenlandse geleerden naar Am sterdam om deze unieke collectie te 26

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1997 | | pagina 28