KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I997-XXIII-4
4.6
4,4
.0
.8
3,6
Representatievorm
Labels
Iconen
,2
1
2
3
4
SessieNummer
Figuur 4. Gemid-
delde verplaatsings-
efßcientie voor bei
de groepen over de
sessies.
aan hoe lang de proefpersonen gemiddeld over het zoeken
doen indien gecorrigeerd wordt voor het aantal stappen dat
zij moeten doorlopen (3-6). Deze figuur geeft informatie
over de snelheid van het verplaatsen en van het zoeken bin
nen plattegronden. Ook hier zien we een vergelijkbaar
beeld als in de eerste figuur, namelijk dat het zoeken en ver
plaatsen sneller gaat naarmate de proefpersonen meer erva-
ring krijgen. Wederom is er geen effect op de representatie
vorm aanwezig.
Figuur 5 geeft het percentage aan van het aantal optimale
en niet-optimale bezochte knopen. Dit percentage verschaft
informatie over de efficientie waarmee gezocht wordt.
Naarmate het percentage groter wordt volgen de proefper
sonen een meer optimale route. Hoewel er in de eerste drie
sessies een toename is van de zoekefificientie, neemt deze in
de laatste sessie weer af. Het lijkt er dus op dat de proefper
sonen na de derde sessie een andere Strategie hanteren waar-
bij zij meer de snelheid van verplaatsen en zoeken bena-
drukken en minder de nauwkeurigheid. Immers uit figuur
Figuur 3. Gemid-
delde zoekefßcientie
voor beide groepen
over de sessies.
Representatievorm
Labels
Iconen
SessieNummer
Representatievorm
Labels
Iconen
SessieNummer
Figuur 6. Gemid-
delde duur van het
verbindingen zien
voor beide groepen
over de sessies.
2 blijkt niet dat zij meer puntaftrek
krijgen in de vierde sessie. Dit effect is
niet afhankelijk van de wijze waarop
de proefpersonen de informatie gepre-
senteerd kregen. In figuur 6 is te zien
in hoeverre de proefpersonen gebruik
maken van de mogelijkheid om de
aanwezigheid van verbindingen tussen
locaties op te vragen. Ook hier is een
afname over de eerste drie sessies aan
wezig, waarna in de iconen-versie tij-
dens sessie 4 er weer een toename aan
wezig is maar voor de label-versie niet.
Zoals uit de figuren 3, 4 en 5 blijkt
presteren de proefpersonen tijdens de
laatste twee sessies aanzienlijk beter
dan gedurende de eerste twee sessies.
Of de locaties symbolisch of verbaal
gerepresenteerd zijn maakt daarbij
weinig uit. Indien gekeken wordt hoe
vaak proefpersonen informatie opvra-
gen over al of niet aanwezige verbin
dingen dan blijkt dat eveneens af te
nemen naarmate personen meer erva-
ring krijgen met de taak. Het lijkt er
dus op dat de proefpersonen na onge-
veer twee sessies (80 opdrachten) een
intern taak-model hebben opgebouwd,
dat hen in Staat steh de taak adequaat
uit te voeren.
De prestatie op de extra taak (locatie-
taak) is beoordeeld door het berekenen
van de (euclidische) afstanden tussen
de werkelijke en gereconstrueerde
coördinaten van de locaties op de plat-
tegrond. Indien de resultaten van de
prestatie op de extra taak in ogen-
schouw genomen worden (zie figuur
7) blijkt dat er wel een effect is van de
representatievorm van de plattegrond.
Personen die de plattegrond in de
vorm van labels gepresenteerd hebben
gekregen, presteren minder goed op de
plaatsingstaak dan proefpersonen die
de plattegrond in iconen gepresenteerd
kregen. Verder is opvallend dat voor
beide groepen de prestatie niet verbe
ten, maar zelfs dreigt af te nemen
naarmate de taakuitvoerders meer er-
varing krijgen. Dit verschijnsel komt
overeen met wat proefpersonen na af-
loop van de sessies melden, namelijk
dat zij bij het uitvoeren van de route-
zoek taak niet meer op specifieke loca
ties letten maar veel meer op de confi-
guratie van verbindingen. Het beeld
wordt enigszins vertroebeld door de
toename van de prestatie van de groep
met de label-versie tijdens de laatste
sessie.
28